C7 les 55 §10 Herhaling leerjaar 1 (digitaal)

Cursus 7    Spelling
§ 9 Herhaling leerjaar 1

les 55
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Cursus 7    Spelling
§ 9 Herhaling leerjaar 1

les 55

Slide 1 - Tekstslide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

  • Leesboek
  • Laptop
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00
Lezen.....
SSSTT!

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • herhalen lesdoelen klas 1
  • opfrissen
  • zelfstandig werken
  • huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

herhalen leerjaar 1kgt
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt)
  • sterke en zwakke werkwoorden
  • persoonsvorm verleden tijd (pv vt) van zwakke ww
  • persoonsvorm verleden tijd (pv vt) van sterke ww
  • onregelmatige werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

persoonsvorm tt

Slide 6 - Tekstslide

sterke en zwakke ww

Slide 7 - Tekstslide

pv-vt -zwakke ww

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

pv-vt-sterke ww

Slide 10 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

wat is de "pv"?
A
persoonsvorm
B
persoonlijke vorm
C
personeelsvereniging
D
papieren versie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de pv?
A
het ww wat verandert als je het in een andere tijd zet.
B
het ww wat vooraan staat als je er een vraagzin van maakt.
C
Het eerste ww. in de zin
D
Alle ww. in de zin.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een pv altijd?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer bij de pv tt?
Bij je of jij achter de pv schrijf je..
A
schrijf je een ´t´.
B
schrijf je geen ´t´.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe vind je de pv?
A
Door de zin van tijd te veranderen. Het woord dat verandert is de pv.
B
Door de zin in zinsdelen te knippen.
C
De pv kan je niet vinden.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de pv?
A
De boze man
B
loopt
C
naar de angstige leerlingen.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de pv?
A
De boze man
B
is
C
naar de angstige leerlingen
D
gelopen.

Slide 19 - Quizvraag

Ik begrijp hoe ik de PV in een zin moet vinden.
Wat is de PV in deze zin?
A
ik
B
begrijp
C
pv
D
begrijp moet vinden

Slide 20 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Van schrik is hij de straat op gerend.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 21 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Dat verontrustte het overige publiek.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 22 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Zoiets gebeurt hem niet vaak.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 23 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Dat verontrustte het overige publiek.
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 24 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Het museum is gelukkig verzekerd.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 25 - Quizvraag

buigen is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 26 - Quizvraag

slaap
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 27 - Quizvraag

speel
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 28 - Quizvraag

snoep
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 29 - Quizvraag

koop
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 30 - Quizvraag

Wat is van toepassing?
Pascal droomt er tegenwoordig van piloot te worden
_________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 31 - Quizvraag

Wat is van toepassing?
Word jij morgen door Carl opgehaald?
________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 32 - Quizvraag

Na één seizoen (verdwijnen) de quiz alweer van het scherm.
sterk of zwak ww?
A
verdwijnen
B
verdwijnden
C
verdwijnde
D
verdween

Slide 33 - Quizvraag

Wat is van toepassing?
De agent bekeurde de man voor te hard rijden.
___________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 34 - Quizvraag

Wat is van toepassing?
Marieke had verse peterselie voor in de groentesoep geplukt.
_____
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 35 - Quizvraag

Bij onregelmatige werkwoorden verandert
A
de klank
B
nog meer dan de klank
C
de klank niet

Slide 36 - Quizvraag

Wat is van toepassing?
Harold bestelde een broodje kaas in de kantine.
___________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 37 - Quizvraag


Sterk of zwak (onregelmatig) werkwoord:  Sprinten.
A
Sterk/onregelmatig
B
Zwak

Slide 38 - Quizvraag


Sterk of zwak (onregelmatig) werkwoord:  Lezen.
A
Sterk/onregelmatig
B
Zwak

Slide 39 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
De directeur vond dat heel erg.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 40 - Quizvraag

De vijf onregelmatige werkwoorden zijn:
A
zijn, hebben, willen, kunnen, volgen
B
zijn, maken, willen, kunnen, volgen
C
zijn, hebben, willen, kunnen, zullen
D
zijn, hebben, willen, kunnen, denken

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'zijn'?
A
ik ben, jij is, hij is, wij bennen
B
ik is, jij is, hij is, wij zijn
C
ik ben, jij bent, hij is, wij zijn
D
ik ben, jij bent, hij bent, wij bennen

Slide 42 - Quizvraag

Welk onregelmatig werkwoord zit in deze zin?
'Hij heeft zich totaal in de tijd vergist.'
A
Hij
B
heeft
C
tijd
D
vergist

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'hebben'?
A
ik heb, jij hebt, hij hebt, wij hebben
B
ik heeft, jij heeft, hij heeft, wij heven
C
ik heb, jij heeft, hij heeft, wij hebben
D
ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben

Slide 44 - Quizvraag

Zelfstandig werken 
Maak: 
Cursus 7
§ 10  herhaling leerjaar 1kgt
Dit kan alleen digitaal!!!

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
  • lezen
  • ander huiswerk

timer
5:00

Slide 45 - Tekstslide

Huiswerk

maken:
Cursus 1
§ 10 herhaling 1 kgt
moet af zijn



Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide