Grammatica en formuleren 2M



  • Leerdoelen grammatica
  • Uitleg grammatica
  • oefenen
  • Aan het werk...
Welkom bij Nederlands
bij
bij
Wat gaan we doen?
Nederlands
Grammatica en formuleren
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



  • Leerdoelen grammatica
  • Uitleg grammatica
  • oefenen
  • Aan het werk...
Welkom bij Nederlands
bij
bij
Wat gaan we doen?
Nederlands
Grammatica en formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Beginpagina zonder timer.

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
Welkom bij Nederlands
bij
bij
Leerdoelen grammatica
  • Je leert persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen. 
  • Je leert aanwijzende voornaamwoorden herkennen.
  • Je leert vragende voornaamwoorden herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Beginpagina zonder timer.

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
Welkom bij Nederlands
bij
bij
§5 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord -> Mensen, dieren en planten.
Bezittelijk voornaamwoord -> dingen.

Bezittelijk staat altijd voor het z; persoonlijk staat niet altijd voor het zn.  


Slide 3 - Tekstslide

Beginpagina zonder timer.

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
Welkom bij Nederlands
bij
bij
§7 aanwijzend voornaamwoord
'deze laptop vind ik mooier dan die laptop.'

  • Mens, dier, ding en/of plant: zelfstandig naamwoord. 

-> Zn staat er vaak bij, maar hoeft niet: 'Deze laptop vind ik mooier dan die.'

Slide 4 - Tekstslide

Beginpagina zonder timer.

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
Welkom bij Nederlands
bij
bij
§9 vragend voornaamwoord
'Op welke website heb jij die trui gekocht?'

Vragend voornaamwoorden: wie, wat, welk(e) en wat voor (een).

  • Welke zonnebrand gebruik jij?
  • Weet jij wat voor dier dat is?
  • Weet jij wie de les vervangt?


Slide 5 - Tekstslide

Beginpagina zonder timer.

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
Bezittelijk
Het kind speelt met zijn speelgoed in de tuin.
A
Het
B
kind
C
zijn
D
met

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk
Wij genieten van onze vakantie in het buitenland.
A
Onze
B
in
C
buitenland
D
van

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk
Ik heb mijn boek op tafel laten liggen.
A
Ik
B
mijn
C
op
D
heb

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanwijzend
Hij wil graag zijn spullen in dit huis bewaren.
A
zijn
B
dit
C
wil
D
Hij

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk en aanwijzend
Ik wil dat mijn broer dit boek leest.
A
Ik, dit
B
mijn, dit
C
dat, Ik
D
Ik, mijn

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk en aanwijzend
Wij hebben onze vrienden naar dat restaurant meegenomen.
A
wij, onze
B
dat, onze
C
onze, wij
D
naar, wij

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk en bezittelijk
Jullie hebben jullie laptops op deze tafel gelegd.
A
jullie (3e)
B
jullie (1e en 2e)
C
deze
D
Jullie (2e)

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanwijzend en persoonlijk
Ik heb mijn zus dat cadeau gegeven.
A
Ik, dat
B
mijn, dat
C
dat, mijn
D
gegeven, mijn

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle voornaamwoorden
Zij hebben hun hond in die tuin laten spelen.
A
Zij, hun, in en die
B
Zij, hun en die
C
Zij, hun, laten
D
Zij, hebben, hun en die

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle voornaamwoorden
Wij hebben onze vrienden naar dat restaurant meegenomen.
A
Wij, hebben, onze en dat
B
Wij, hebben, vrienden en dat
C
Wij, hebben, naar en dat
D
Wij, onze, dat

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies