die Zeit = tijd
die Stunde = uur (tijdsduur -> Es dauert zwei Stunden.)
(die) Uhr = uur (exacte tijd -> Es ist zwei Uhr.), horloge/klok
Wie spät ist es? = Hoe laat is het?
Es ist... = Het is....
half = halb
kwart voor/over = Viertel vor/nach
om = om
minuten vor/nach = Minuten voor/na