kunst en leven praktijk

Steun van koningshuis
Subsidi
Studiebeurs
In dienst
Kunstcollectie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
TekenenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Steun van koningshuis
Subsidi
Studiebeurs
In dienst
Kunstcollectie

Slide 1 - Tekstslide

KUNST
EN LEVEN

Slide 2 - Tekstslide

mecanaat
Steun van koningshuis
particulier mecanaat
overheid

Slide 3 - Tekstslide

overheid
particulier mecanaat 
Tekst
‘Potboilers’: verkochten goed 

Slide 4 - Tekstslide

zelfportret & zelfpresentatie
Middeleeuwen ​
Zelfportretten
Renaissance​
Zelfportretten
modernisme
Postmodernisme
Zichzelf als persoon in spotlight zetten​
Praktische reden: altijd model ​voor handen (m.b.v. spiegel)​
Persoonlijke pr: de kunstenaar presenteert zichzelf zoals hij/zij wil​
Mogelijkheid zich anders voor te doen, anders te presenteren​
Kundigheid tonen aan potentiële kopers​



Slide 5 - Tekstslide

signeert zijn werk
Renaissance​ Zelfportretten
blaakt van zelfvertrouwen

modieus gekleed, goed verzorgd, knap
zorgvuldig geconstrueerd
Surrealisme
Tragische held

Slide 6 - Tekstslide

middeleeuwse zelfportretten
Miniatuur​
Bijzonder: vrouwelijke maker​
 Schildert zichzelf met behulp van spiegel​
 Kunstenaar is ambachtsman


Slide 7 - Tekstslide

Modernisme
Gebruikt populaire massabeelden​

Slide 8 - Tekstslide

Postmodernisme: conceptkunst 
Streeft naar universele geldigheid: laat niets los over zijn privéleven

Slide 9 - Tekstslide

 kunstenaars als ‘superhelden’
De levens ( anecdotes)van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten

Kunstenaar: een ‘anders dan anders’ beroep
kunstenaar als tragische bohemiens
Starchitect
genie
Vasari

Slide 10 - Tekstslide

Kunstenaar als ‘anders dan andere mensen’:​
raar, gek, waanzin;​ uitzonderlijk;​goddelijke inspiratie.


19e eeuw: kunstenaar als bohemien  ​
geen superheld, maar een randfiguur met lage status:​
 arm;​
 voldoet niet aan fatsoensnormen, antiburgerlijk, tegendraads;​
 wil meesterwerk scheppen, maar vaak miskend;​
 bandeloos, veelvuldig bezoek café, theater, bordeel.




Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

kunstenaars en de kunstmarkt
autonoom
ontwerper/architect
cultureel ondernemers
mercandise
ambachtsman
mensen in dienst
armoede
succesvol

Slide 13 - Tekstslide

Middeleeuwen: kunstenaar is alleskunner (vervaardigt allerlei gebruiksvoorwerpen)​


15e eeuw en ‘Gouden Eeuw’ (17e eeuw): levendige handel in schilderijen, aankleding gebouwen​








KUNST EN GELD DOOR DE EEUWEN HEEN

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

 
19e eeuw: ​
kunst om de kunst ​
(kunst heeft geen ander doel, zoals een gebruiksfunctie of een politieke boodschap uitdragen)​
decoratieve, toegepaste kunst wordt als minderwaardig gezien​
Nu: ​
kunstenaars op uiteenlopende terreinen actief (net als in de middeleeuwen)​
geld verdienen met de verkoop van schilderijen, beelden of foto’s valt niet mee






Slide 16 - Tekstslide

omgeving van de kunstenaar
kunstenaars atelier
kunstenaarskolonie
ateliers vandaag de dag

Slide 17 - Tekstslide

Het kunstenaarsatelier​: werkplaats Schetsen en uitwerken, zelf en/of door anderen​
Inspiratie (bijv. door de inrichting)​
Tentoonstellingsruimte ​
(Mogelijke) klanten ontvangen​
Plek om zich te (laten) portretteren​
Collega’s ontvangen​
Feesten​
Verblijfplaats​
Opslag

 Ateliers rond 1900​
 
Ateliers vandaag de dag


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

 Mechelle Bounpraseuth 
voedsel wat ze als kind at

Slide 20 - Tekstslide

leven van kunstenaar als kunstwerk
kunstenaars vaak ‘publieke persoonlijkheid

Slide 21 - Tekstslide

tracy emin

maakt heel persoonlijke kunst, autobiografisch. Ze gebruikt altijd gebeurtenissen uit haar eigen leven. 

Slide 22 - Tekstslide

gilbert en george: zijn kunstwerk zelf

Slide 23 - Tekstslide

4. Vooronderzoek materiaal
Maak voldoende proefjes met materiaal en techniek

5. Als je alle mogelijkheden hebt onderzocht en je weet precies wat je wilt maken dan kun je beginnen aan je eindwerk. Vergeet niet regelmatig je werk te bespreken met je docent.
6. Beschrijf je ideevorming. Reflecteer op je schetsen en je eindwerk ( let op bij de beschrijving op de beeldaspecten!)

Slide 24 - Tekstslide

Wat lever je in:

1. Voorblad
2. Vooronderzoek/ideevorming
Je moet een duidelijke ideevorming hebben: oriëntatie m.b.v. plaatjes, schetsen, woorden, associaties, kleuren, etc. Geef dit in ieder geval vorm in een mindmap en een moodboard.
3. Je moet een goede schetsfase hebben; opties onderzoeken. (Composities)Maak minimaal 5 schetsen. Reflecteer op schetsen

Slide 25 - Tekstslide