Woordsoorten Hoofdwerkwoorden en hulpwerkwoorden

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
Kopje
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

De verkoopmedewerker controleert de kassabon van de klant.
A
Controleert is een hulpwerkwoord.
B
Controleert is een hoofdwerkwoord.
C
Verkoop is een hulpwerkwoord
D
Controleert is een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

De winkelmedewerker heeft de artikelen gespiegeld.
A
Heeft is een hoofwerkwoord.
B
Gespiegeld is een hulpwerkwoord.
C
Heeft is een hulpwerkwoord.
D
Heeft en gespiegeld zijn hulpwerkwoorden.

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Het hoofdwerkwoord is een persoonsvorm. Schrijf nu zelf een zin.

Slide 8 - Open vraag

Het hoofdwerkwoord is een infinitief. Schrijf nu zelf nu een zin.

Slide 9 - Open vraag

Het hoofdwerkwoord is een voltooid deelwoord. Schrijf nu zelf een zin.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video