1.3 Ademhalen

Basisstof 1.3
Ademhalen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 1.3
Ademhalen

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van het neusslijmvlies?
A
Geur herkennen
B
Opnemen van zuurstof
C
Tegenhouden van ziekteverwekkers
D
Verwarmen van de inkomende lucht

Slide 3 - Quizvraag

Bij het slikken bevindt de huig zich in stand ... en het strotklepje in stand ...
A
1 en 1
B
2 en 2
C
1 en 2
D
2 en 1

Slide 4 - Quizvraag

neusholte
luchtpijp
long
middenrif
huig
slokdarm
longblaasje

Slide 5 - Sleepvraag

Wat hoort bij de letter A?
A
Bronchie
B
Luchtpijp
C
Middenrif
D
Slokdarm

Slide 6 - Quizvraag

Letter B
A
Bronchie
B
Longblaasje
C
Luchtpijptakje
D
Middenrif

Slide 7 - Quizvraag

De luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 8 - Quizvraag

 Leerdoel
5 Je kunt de werking van de longblaasjes beschrijven.
6 Je kunt de verschillen noemen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht.
7 Je kunt beschrijven hoe een inademing en een uitademing tot stand komen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Longblaasjes
De bronchiën vertakken zich in steeds kleinere buisjes. Aan het uiteinde van de buisjes zitten longblaasjes. Rondom de longblaasjes liggen veel kleine bloedvaten. Dit zijn de longhaarvaten.


Slide 11 - Tekstslide

Gaswisseling
In de longblaasjes zit lucht en in de longhaarvaten zit bloed. De wand van de longblaasjes is erg dun. Ook de wand van de longhaarvaten is erg dun. 
  • Zuurstof uit de lucht wordt door de wanden heen opgenomen in het bloed.
  • Koolstofdioxide uit het bloed wordt door de wanden heen afgegeven aan de lucht.
De wanden zijn erg dun en de longblaasjes hebben samen een heel groot oppervlak. Daardoor gaat de gaswisseling in de longen heel snel.

Slide 12 - Tekstslide

Al
Als je inademt, neem je zuurstof op uit de lucht. Kijk goed naar de afbeelding . Zuurstof is getekend met een rode pijl. Als je inademt, komt lucht met veel zuurstof in de longblaasjes. De zuurstof gaat naar het bloed in de longhaarvaten. In het bloed zit dan veel zuurstof.
Het bloed met veel zuurstof gaat naar de cellen van je lichaam. De cellen gebruiken de zuurstof voor de verbranding.
Inademen

Slide 13 - Tekstslide

Als je uitademt, geef je koolstofdioxide af aan de lucht. Koolstofdioxide ontstaat bij de verbranding in de cellen. De cellen geven het koolstofdioxide af aan het bloed. In het bloed zit nu veel koolstofdioxide. Het bloed stroomt naar de longen. In de longen stroomt het bloed door de longhaarvaten.

Bij een longblaasje gaat het koolstofdioxide uit het bloed. Dit zie je aan de blauwe pijl in afbeelding 2. Het koolstofdioxide komt in de lucht in de longbaasjes. Daarna adem je de lucht uit.
Uitademen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Lucht
Lucht bestaat uit stikstof, zuurstof, koolstofdioxide en rest.
Je ademt de lucht in voor de zuurstof. Je longen halen de zuurstof uit de lucht en geven weer koolstofdioxide af aan de lucht.

Slide 16 - Tekstslide

Lucht
De lucht die je inademt, bevat veel zuurstof. In de longblaasjes gaat zuurstof uit de lucht naar het bloed. Het bloed vervoert de zuurstof naar de cellen. In de cellen wordt de zuurstof gebruikt voor de verbranding.

Bij de verbranding in de cellen ontstaat koolstofdioxide. De cellen geven het koolstofdioxide af aan het bloed. Het bloed vervoert het koolstofdioxide naar de longen. Daar wordt het koolstofdioxide uit de longhaarvaten afgegeven aan de lucht in de longblaasjes. Daarna adem je de lucht uit. Zo wordt koolstofdioxide afgevoerd uit je lichaam. Ook het water dat bij de verbranding ontstaat, wordt op deze manier afgevoerd. 

Slide 17 - Tekstslide

Ademhalingsspieren
Bij de ademhaling gebruik je de ademhalingsspieren. Dit zijn het middenrif, de buikspieren, de tussenribspieren en (als je diep inademt) de spieren bij het sleutelbeen. Je kunt op twee manieren ademhalen: met de borstkas en met de buik.

Slide 18 - Tekstslide

Borstademhaling
Bij de borstademhaling bewegen de ribben en het borstbeen. Bij een inademing spannen de tussenribspieren zich aan. Daardoor bewegen je ribben en je borstbeen omhoog en wordt je borstholte groter. Je longen worden daardoor groter en zuigen lucht naar binnen: je ademt in.
Als de tussenribspieren ontspannen, bewegen je ribben en je borstbeen omlaag. Je borstholte en je longen worden weer kleiner. De lucht wordt naar buiten geperst: je ademt uit.

Slide 19 - Tekstslide

Buikademhaling
Bij de buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand. Je middenrif trekt zich samen, waardoor het omlaag beweegt. Daardoor wordt je borstholte groter. Je longen worden groter en zuigen lucht naar binnen: je ademt in. Doordat het middenrif omlaag gaat, wordt de buikholte kleiner. De organen in je buikholte duwen dan de buikwand naar voren.
Als je middenrif zich ontspant, keert de buikwand terug in zijn normale stand  Je borstholte en longen worden kleiner: je ademt uit.
Bij gewone, rustige ademhaling vindtzowel borstademhaling alsbuikademhaling plaats.

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk!
Wat? 1.4 De longblaasjes - opdrachten 1 t/m 8.
Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide