In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Goodmorning!!
Deze les
newsround
intro chapter 2
wordorder
homework
Slide 1 - Tekstslide
BBC Newsround
Slide 2 - Tekstslide
www.bbc.co.uk
Slide 3 - Link
Write something down about one of the subjects you heard in Newsround.
Slide 4 - Open vraag
So for now...
Chapter 2: Health.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
health (only English)
Slide 7 - Woordweb
Medicine
Body
Accident
hospital
Slide 8 - Sleepvraag
What is the right order?
A
We often walk in the forest at night
B
We often walk at night in the forest.
Slide 9 - Quizvraag
Wordorder Welke zin is juist ?
A
He bought a car yesterday in London.
B
He bought a car in London yesterday.
C
Yesterday he bought a car in London.
D
Yesterday in London he bought a car.
Slide 10 - Quizvraag
Wordorder
Let op: in vraagzinnen moet de tijdsbepaling altijd achteraan.
Slide 11 - Tekstslide
Oude Wijven * Praten Te veel
O = onderwerp (WIE)
W= werkwoord (DOET)
*= lijd.voorwerp/meew, voorwerp alles wat overblijft (WAT)
P= waar (PLAATS)
T= wanneer (TIJD)
voorbeeld: I eat pizza at school today.
Slide 12 - Tekstslide
tijd en plaatsbepaling
Plaats komt voor Tijd in de zin
Ook in het alfabet komt P voor de T
I will go to Amsterdam next week
Slide 13 - Tekstslide
Als je wilt benadrukken wanneer iets gebeurt, zet je de tijd vooraan de zin:
On Saturdays I like to go roller skating in the park.
Woorden als always, never, often, sometimes en usually staan in het Engels altijd voor het werkwoord, behalve bij het werkwoord to be (am, is, are, was, were)
We always go running in the park on Sundays.
I am always willing to help you.
Slide 14 - Tekstslide
Wordorder Waar hoort het bijwoord always ? He is late for school.
A
He is always late for school.
B
He always is late for school.
C
Always he is late for school.
D
He is late for school always.
Slide 15 - Quizvraag
Zet de volgende zin in de juiste volgorde: a compliment – the teacher – in the classroom – me – last week – gave
Slide 16 - Open vraag
Zet de volgende zin in de juiste volgorde: in Milan – goes shopping – always – she – for the -in summer- latest fashion
Slide 17 - Open vraag
Zet de volgende zin in de juiste volgorde: for his girlfriend – on the market – he – some flowers – this afternoon – bought
Slide 18 - Open vraag
Zet de volgende zin in de juiste volgorde: took – yesterday – we – to Manchester – the bus
Slide 19 - Open vraag
In welke volgorde moet dit staan: tomorrow & at seven pm
A
tomorrow at seven pm
B
at seven pm tomorrow
Slide 20 - Quizvraag
Homework
mk ex 3 +4 blz 85
lr onreg. ww 1-30 (quizlet)
slimstampen ch2 GS
Slide 21 - Tekstslide
Today's class
check homework
A watching
video
game
homework
Slide 22 - Tekstslide
ex.3
1. Sammy and I were doing cool stunts in the park yesterday.
2. She was filming me with her phone at the skate park.
3. I probably lost my balance on the skateboard.
4. They got me on my feet in no time.
5. I visited the hospital around the corner the next day.
Slide 23 - Tekstslide
ex.4 Write down your sentence. Remember: wie, doet, wat, waar , wanneer ?
maak hier een foto van en stuur dit naar mijn persoonlijke chat.
ex 21 inleveren via teams opdrachten.
daarna verder met de linkjes in de group chat.
timer
20:00
Slide 30 - Tekstslide
Quizlet live!
Slide 31 - Tekstslide
Have a look at the challenges at ex 40 p. 108. Which have you taken on or would you like to take on? You can also come up with a challenge of your own.
Slide 32 - Open vraag
The toughest athlete on earth
Slide 33 - Tekstslide
Now, G Reading online
+ slimstampen F+G
timer
15:00
Slide 34 - Tekstslide
Goodmorning!!
Deze les
Today:
- short recap
present perfect
- Gimkit live
Slide 35 - Tekstslide
Past Simple vs Present Perfect
**recap**
Slide 36 - Tekstslide
past simple present perfect
Slide 37 - Woordweb
Past Simple: wanneer?
Als iets in het verleden is gebeurd en is afgerond, het is echt voorbij. Vaak staat in de zin een tijdsbepaling uit het verleden.
I went to Spain last year.
Yesterday I fell off my bike.
Ook als een vraagzin begint met een wh-woord (when, who, why, enz. gebruik je altijd de past simple.
Why did you go there?
Slide 38 - Tekstslide
Past Simple: hoe?
bevestigend: ww + ed (of 2e vorm)
He went to school this morning.
We talked to the teacher last week.
Vragend: did vooraan in de zin en het ww in de tegenwoordige tijd
Did he go to school this morning?
Did you talk to the teacher last week?
Ontkennend: Didn't voor het ww en het ww in de tegenwoordige tijd
He didn'tgo to school this morning.
We didn't talk to the teachers last week.
Slide 39 - Tekstslide
Present Perfect: wanneer?
Wordt gebruikt als
- iets in het verleden is begonnen en nog niet is afgelopen of afgerond.
- als het niet belangrijk is wanneer iets gebeurd is, maar iemand heeft iets gedaan of er is iets gebeurd waarvan de resultaten nog merkbaar zijn.
- Uitspraken over iemand tot nu toe.
I have never written a book.
We have lived here since 1999.
Slide 40 - Tekstslide
Present perfect: hoe?
bevestigend: have/has (he/she/it) + ww + ed (of 3e vorm)
He can't play football, he has sprained his ankle.
We have lived here since 2018.
Vragend: have/has vooraan in de zin + ww + ed of 3e vorm
Has he sprained his ankle?
Have you lived here since 2018?
Ontkennend: have/has + not (n't) + ww + ed of 3e vorm.
He hasn't sprained his ankle.
We haven't lived here since 2018.
Slide 41 - Tekstslide
signaalwoorden
past simple: last week, yesterday, this morning, in 2017, a week ago, 10 years ago, etc.
present perfect: ever, never, since, for (how long), yet, just, always, already, so far, etc.