In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
unit 5 - lesson 5
Past simple!
Slide 1 - Tekstslide
Today's program
Past simple explanation
Quiz to check your knowledge
Work according to your planner
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik weet wat een past simple is
Ik kan bevestigende-, vraag- en ontkennende zinnen maken in de verleden tijd
Ik heb een begin gemaakt met de opdrachten van lesson 5
Slide 3 - Tekstslide
Past simple
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday. She tried to close her book but a fly got caught in between the pages.
Slide 4 - Tekstslide
Past simple
Bij de verleden tijd verandert het werkwoord.
Er komt -ed bij, bijvoorbeeld: walk – walked.
LET OP! Sommige werkwoorden zijn onregelmatig, dan krijgen ze geen –ed, maar dan hebben ze hun eigen vorm.
Slide 5 - Tekstslide
bevestigende zinnen
Present simple
Present simple
Past simple
I like dogs
I liked dogs
The teacher talks all day
The teacher talked all day
The woman screams very loudly
The woman screamed very loudly
Look! Yes, I see that.
Look! Yes, I saw that
She catches butterflies in her spare time
She caught butterlies in her spare time
The teacher teaches us a lot
The teacher taught us a lot.
Slide 6 - Tekstslide
Past simple - questions
Present simple
Past simple
Do you like him?
Did you like him?
Where are you?
Where were you?
Is he always like that?
Was he always like that?
How are you doing?
How were you doing?
Is that your cousin over there?
Was that your cousin over there?
Do you know where I can find her?
Did you know where I can find her?
Slide 7 - Tekstslide
Past simple - questions
Bij vragen verandert de ‘Do’ in ’did’
Na ‘did’ gebruik je altijd het hele werkwoord. De verleden tijd zit dan al verstopt in ‘did’.
Heb je een vorm van ‘to be’ (= am/is/are), dan verschuift die naar voren en zet je die ook in de verleden tijd (was/were)
Slide 8 - Tekstslide
Negative sentences / negations
Present simple
Past simple - negative
Do you see that? No I don't
Did you see that? No I didn't
He is not my best friend
He was not my best friend
I am not happy
I wasnot happy
He leaves early
He didn'tleave early
He buys a laptop
He didn'tbuy a laptop
Slide 9 - Tekstslide
Negative sentences / negations
Bij een ontkenning moet je ‘not’ gebruiken. Plak deze aan het hoofdwerkwoord in de zin. Denk eraan dat het werkwoord in de verleden tijd gezet moet worden! Do not = don’t Did not = didn’t
Slide 10 - Tekstslide
Past simple
Woordsvolgorde in de past simple:
1. Yesterdaywe walked home. 1. We walked home yesterday
2. Beyonce was on the cover of Vogue last month.
2. Last month Beyonce was on the cover of Vogue.
De tijdsbepaling mag helemaal vooraan óf helemaal achteraan. NOOIT in het midden!
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
The woman ______ her bicycle.
A
lock
B
locked
C
locket
Slide 13 - Quizvraag
The teacher ______ a lesson through LessonUp
A
taught
B
teached
C
tough
D
thought
Slide 14 - Quizvraag
The cat ______ at the mouse
A
look
B
looket
C
looked
D
locked
Slide 15 - Quizvraag
Put the sentence in the Past Simple: Do you have a cellphone?
Slide 16 - Open vraag
Put the sentence in the Past Simple: He does his homework on Saturdays.
Slide 17 - Open vraag
Make this sentence negative (ontkennend) 1. They collected post cards.
Slide 18 - Open vraag
Make this sentence negative (ontkennend) 2. I wanted to go home.
Slide 19 - Open vraag
Ik snap de Past Simple en weet hoe ik het moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃
Slide 20 - Poll
Niet echt bevredigende smileys?
Op de volgende slides vind je websites waar je naartoe kunt gaan om nog extra met de past simple te oefenen!