Ben je er niet? Dan huiswerk maken en theorie doorlezen.
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoelen
Je schetst een algemeen beeld van de ontwikkeling van het sociaal werk binnen de tijdvakken middeleeuwen, Verlichting, industriële revolutie, WOI/WOII, 1950 – 2005 en 2005 tot nu.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Maatschappelijke zorg 500 - 1500
De Kerk:
Broodbanken: tafels waar gelovigen eten en kleding konden neerleggen. 3 redenen: 1. Christelijke plicht. 2. Angst voor onrust/opstand door de armen. 3. Helpen van anderen zou ervoor zorgen in de hemel te komen.
Passantenhuizen: zwervers mochten hier maximaal 3 nachten blijven.
Gasthuizen: door rijke mensen voor arme zieken, ouderen of gehandicapten.
Dolhuizen: Inrichtingen voor mensen met een psychische stoornis (betaald)
Hofjes: Woningen voor ouderen (betaald)
Weeshuizen: Begin 16e eeuw. Voor kinderen zonder ouders.
Gilden: club van mensen die binnen een stad hetzelfde beroep uitoefenden. Zorgden voor zieken en ouderen.
Slide 7 - Tekstslide
Maatschappelijke zorg voor 1900
Oud, ziek of hulp nodig? Dan was je aangewezen op:
Familie
liefdadigheid
stelen
Bedelen
prostitutie
armentafels
dolhuis
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Maatschappelijke zorg 1500-1900
Grotere steden, meer armoede.
Armen werkten soms verplicht.
Armen ontvingen steun.
Administratie werd bijgehouden.
Bedelen was verboden.
Heropvoeden: Maatschappij tot Nut van 't Algmeen
Maatschappij van Weldadigheid: Armen in kolonie op het platteland met strenge regels. Niet aan regels houden --> Onvrije kolonie.
Moral Treatment: psychiatrische patienten: natuur, rust, goede voeding, onderwijs.
Slide 10 - Tekstslide
Industriële revolutie
De sociale quastie: veel armoede, kinderarbeid, woningtekort, hongersnood, alcoholmisbruik.
1841 Krankzinnigenwet: meer aandacht voor de behandeling van mensen met een psychiatrische stoornis en mensen met verstandelijke beperking.
1854 De Armenwet: zorg voor de armen door de kerk.
1861 oprichting 'Leger des Heils'.
1874 Kinderwetje van Houten: kinderen onder de 12 mochten niet in fabrieken werken (wel op het platteland of thuis). Eerste sociale wet.
Slide 11 - Tekstslide
Maatschappelijke zorg vanaf 1950
Na de tweede wereldoorlog opbouw verzorgingsstaat.
Sociale zekerheid: iedereen betaalt mee aan verzekeringen en voorzieningen d.m.v. premies en belastingen.
Agogische opleidingen kwamen: gezondheidszorg en welzijnswerk.
Keerzijde van de verzorgingsstaat -> financieel afhankelijk -> onbetaalbaar
Mensen moeten zelf aan de slag om van hun uitkering af te komen.
Van verzorgen naar wat kan de cliënt nog zelf?
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
OPDRACHT(3 personen)
De overheid staat steeds meer op de achtergrond. Burgers moeten eerst kijken of ze hun eigen probleem kunnen oplossen met behulp van hun sociaal netwerk. Maak deze opdracht eerst individueel en bespreek daarna je antwoorden met de groep. (Zie volgende dia)
Slide 16 - Tekstslide
Deze opdracht gaat over de stelling:
Het is een goede ontwikkeling dat de overheid steeds minder regelt en dit aan mensen zelf overlaat.
Bedenk voor jezelf of je het eens of oneens bent met deze stelling.
Noteer voor jezelf twee argumenten waarom je het eens of oneens bent met de stelling.
Inventariseer met de groep of jullie het eens of oneens zijn met de stelling.
Maak een overzicht met jullie argumenten voor en tegen de stelling.
Als je deze argumenten leest, blijf je dan bij je eerdere standpunt om het eens of oneens te zijn met de stelling?
Bespreek jullie antwoord .
Slide 17 - Tekstslide
Kinderwetje Van Houten
Leger des heils
Verzorgingsstaat
Maakt een einde aan kinderarbeid.
(1874)
Ontfermt zich over dak- en thuislozen (1861)
Sociaal systeem die verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van burgers
Slide 18 - Sleepvraag
Via een Verzorgingsstaat naar een Participatiemaatschappij
De overheid gaat meer uit van de eigen kracht en zelfredzaamheid
Nederland verandert in een 'doe-het-zelfmaatschappij
Voordelen & nadelen..
Slide 19 - Tekstslide
Participatiemaatschappij
Iedereen moet zijn steentje bijdragen aan de samenleving.
goedkoper voor de samenleving
iedereen doet naar vermogen en vanuit eigen kracht actief mee
er is minder controle nodig
er zijn minder regels
Kwetsbare mensen raken weer meer afhankelijk van de hulp van anderen, zoals familie en vrijwilligers
vrijwilligers en mantelzorgers zijn ook zelf ouderen
sommige mensen hebben geen familie of ondersteunend netwerk om hulp aan te vragen
Niet alle werkenden hebben naast hun werk en gezin tijd om de zorg voor anderen op zich te nemen
Slide 20 - Tekstslide
Nederland ging van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. Dit bracht grote veranderingen met zich mee als het gaat om de positie van de overheid. Deze opdracht start je in tweetallen en bespreek je in de groep.
Zoek in tweetallen foto’s die volgens jou de verzorgingsstaat en participatiemaatschappij goed weergeven.
Bedenk en bespreek wat maakt dat deze foto's bij de verzorgingsstaat of participatiemaatschappij plaatst.
Hoe kun je dit samenpakken in een onderschrift van één zin bij de foto?
Zet de foto's in een PowerPoint.
Slide 21 - Tekstslide
Decentralisatie
Vanaf 2015 van overheid naar gemeenten.
Veel veranderingen met minder geld.
Wmo -> Wet maatschappelijke ondersteuning
1 inwoner meldt zich
2 gesprek met gemeente
3 voorstel
4 besluit van de gemeente
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Heb je tijdens je stage te maken gehad met WLZ of WMO?
Slide 24 - Open vraag
Vanaf welke eeuw komt er landelijke overheidssteun voor het sociaal werk?
A
Eerste helft 20e eeuw
B
Eerste helft 19e eeuw
C
Tweede helft 19e eeuw
D
Tweede helft 20e eeuw
Slide 25 - Quizvraag
Het sociaal werk was in de 19e eeuw vooral in handen van?
A
Kerkelijke organisaties en particulieren
B
Dokters
C
Priesters
D
Armen
Slide 26 - Quizvraag
Vanaf welk jaar ging de overheid zich meer verantwoordelijk voelen voor hun burgers?