A1 les 17

• NT2
• MBO
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 5
• Studiejaar 2

les 17

Lesplan

1. check in

2. Op het station

3. grammatica: plaats en tijd

4. Praatplaat

5. Nieuwe woorden 

6. Spreekoefening NS

wordwall.net

 Voorzetsels

Opdracht: Vul het goede voorzetsel in. Kies uit: naast - in (2x) - uit - voor - op (3x) 

Klaar? Werk dan in je boek.

1. Mikel gaat ___ de tram zitten.
   
2. De kat zit ___ de bank.
3. Ik ga ___ de fiets naar school.
4. Wat zie je ___ straat?
   
5. Een man zit ___ de auto.
6. Een vrouw stapt ___ de bus.
7. Het pakketje ligt ___ de deur.
8. Hosain staat ___ zijn broer.

Antwoorden

1. Mikel gaat in de tram zitten.
   
2. De kat zit op de bank.
3. Ik ga op de fiets naar school.
4. Wat zie je op straat?
   
5. Een man zit in de auto.
6. Een vrouw stapt uit de bus.
7. Het pakketje ligt voor de deur.
8. Hosain staat naast zijn broer.

 Voorzetsels

Opdracht: Kijk naar het plaatje. Schrijf korte zinnen bij het plaatje. Gebruik voorzetsels.

Voorbeeld: De boeken staan in de kast.

 In de file

Opdracht: Schrijf de woorden op de goede plek. 

Kies uit: onderweg - opdrachten - school - laat - half uur - collega - later - file

1. Levin is ___ naar school.
2. Hij komt te ___, denkt hij.
3. Hij staat al een ___ op dezelfde plek.
4. Hij belt zijn ___.
5. Ik sta in een lange ___.
6. De studenten kunnen de ___ maken.
7. Kom je morgen weer op ___?
   
8. Ik ben vandaag een beetje ___. Mijn fiets is kapot.

Antwoorden

1. Levin is onderweg naar school.
2. Hij komt te laat, denkt hij.
3. Hij staat al een half uur op dezelfde plek.
4. Hij belt zijn collega.
5. Ik sta in een lange file.
6. De studenten kunnen de opdrachten maken.
7. Kom je morgen weer op school?
   
8. Ik ben vandaag een beetje later. Mijn fiets is kapot.

woorden

via

gelukkig

halen

de kant

komt....aan

het spoor

wachten

de vertrektijden

het bord

mist(missen)

www.ns.nl

Dialoog – Op het station

👩 Mevrouw: Hallo, mag ik iets vragen?

👨 Conducteur: Ja, natuurlijk. Wat is er?

👩 Mevrouw: Waar stopt de trein naar Amsterdam?

👨 Conducteur: Die trein stopt op spoor 5.

👩 Mevrouw: Dank u wel! Hoe laat vertrekt de trein?

👨 Conducteur: Om tien over tien.

👩 Mevrouw: Oké, ik ga snel! Dank u!

👨 Conducteur: Graag gedaan. Goede reis!

Wat heb je geleerd?

- Wat vond je van de les?

- Wat wil je volgende week leren?