2023_12_04 - TaalCompleet Thema 7

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1-4

Goedemorgen!

Maandag 11 maart 2024

TaalCompleet t/m 7.10

7.6: Voorzetsels

Opdracht: Welke voorzetsels laat de docent zien?

7.6: Voorzetsels

Opdracht: A, B of C? We doen een quiz in Wordwall.

7.6: Voorzetsels

Opdracht: Vul het goede voorzetsel in. Kies uit: naast - in (2x) - uit - voor - op (3x) 

Klaar? Werk dan in je boek.

1. Mikel gaat ___ de tram zitten.
   
2. De kat zit ___ de bank.
3. Ik ga ___ de fiets naar school.
4. Wat zie je ___ straat?
   
5. Een man zit ___ de auto.
6. Een vrouw stapt ___ de bus.
7. Het pakketje ligt ___ de deur.
8. Hosain staat ___ zijn broer.

Antwoorden

1. Mikel gaat in de tram zitten.
   
2. De kat zit op de bank.
3. Ik ga op de fiets naar school.
4. Wat zie je op straat?
   
5. Een man zit in de auto.
6. Een vrouw stapt uit de bus.
7. Het pakketje ligt voor de deur.
8. Hosain staat naast zijn broer.

7.6: Voorzetsels

Opdracht: Luister naar de docent. 

Teken de meubels en de spullen op de goede plek in de kamer.

7.6: Voorzetsels

Opdracht: Kijk naar het plaatje. Schrijf korte zinnen bij het plaatje. Gebruik voorzetsels.

Voorbeeld: De boeken staan in de kast.

Pauze: 10.15 - 10.30 uur

TaalCompleet tot 11.30 uur

Opdracht: Maak TaalCompleet A1 t/m 7.10

Klaar? Werk dan verder in TaalCompleet

Voorzetsels tot 11.50 uur

Opdracht: Maak foto's in de school. Maak zinnen met:

- op

- naast

- achter

- voor

- tussen

- aan

- onder

Stuur de foto's via Whatsapp naar Anouk

Pauze: 12.00 - 12.30 uur

7.7: In de file

Opdracht: Schrijf de woorden op de goede plek. 

Kies uit: onderweg - opdrachten - school - laat - half uur - collega - later - file

1. Levin is ___ naar school.
2. Hij komt te ___, denkt hij.
3. Hij staat al een ___ op dezelfde plek.
4. Hij belt zijn ___.
5. Ik sta in een lange ___.
6. De studenten kunnen de ___ maken.
7. Kom je morgen weer op ___?
   
8. Ik ben vandaag een beetje ___. Mijn fiets is kapot.

Antwoorden

1. Levin is onderweg naar school.
2. Hij komt te laat, denkt hij.
3. Hij staat al een half uur op dezelfde plek.
4. Hij belt zijn collega.
5. Ik sta in een lange file.
6. De studenten kunnen de opdrachten maken.
7. Kom je morgen weer op school?
   
8. Ik ben vandaag een beetje later. Mijn fiets is kapot.

7.8: Waar is het station?

Opdracht: We luisteren naar een tekst. Hoor je het woord? Zet dan een kruisje. 

7.8: Waar is het station?

Opdracht: We doen een dictee. Schrijf de zinnen in je schrift.

7.8: Waar is het station?

1. Dag mevrouw, mag ik u iets vragen?
   
2. Weet u de weg naar de apotheek?
   
3. Ja, u moet hier eerst oversteken.
   
4. U gaat daarna op het kruispunt rechtsaf.
   
5. U rijdt bij de stoplichten rechtdoor.
6. U ziet de apotheek naast de bakker.
   
7. Oké. Is het nog ver?
   
8. Nee, het is dichtbij. Ik denk vijf minuten met de auto.
9. Prima. Dank u wel!
   
10. Graag gedaan. U vindt het wel.

7.10: Voor het eten, op donderdag, om negen uur

Opdracht: Praat samen.

Cursist A stelt vraag 1. Cursist B geeft antwoord.

Cursist B stelt vraag 2. Cursist A geeft antwoord.

...

Straks stelt de docent de vragen.

7.10: Voor het eten, op donderdag, om negen uur

Opdracht: Praat samen.

Cursist A: Lees de vragen. Luister naar Cursist B. Schrijf de antwoorden op.

Cursist B: Kijk in de agenda en geef antwoord.

Daarna leest Cursist B de vragen. Cursist A kijkt in de agenda en geeft antwoord.

Klaar? Werk dan even in je boek.

Leesteksten tot 13.50 uur

Opdracht: Maak de extra leesteksten. 

Klaar? Werk dan in je boek. Om 13.50 uur bespreken we de antwoorden.

Pauze: 14.00 - 14.15 uur

Spreken en TaalCompleet A1

Groep 1:

Ahmad, Anageel, Tim

en Mohammad

Groep 2:

Ahmed, Winta, Nahom,

Bassel en Alaa

14.25 - 14.50 uur

Groep 1: Spreken met Anouk

Groep 2: TaalCompleet

Opdracht: Maak t/m 7.10

14.55 - 15.20 uur

Groep 2: Spreken met Anouk

Groep 1: TaalCompleet

Opdracht: Maak t/m 7.10

Samen afsluiten 

• Zet je tas op de tafel.
  
• Leg je telefoon naast je tas.
  
• Haal je pen uit je tas.
• Leg je pen tussen je tas en je telefoon.
  
• Ga achter je stoel staan.
  
• Ga weer op je stoel zitten.
  
• Haal iets uit je tas en leg het voor je tas.
  
• Doe je pen in je tas.
  
• Doe je telefoon in je broekzak of je jaszak.
• Doe je handen boven je hoofd.
  
• Zwaai naar de docent ;-)