In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welke magnetische veldlijn (B) is juist getekend?
A
A
B
B
Slide 1 - Quizvraag
Welk kompasje (rood = noord) is in de juiste stand getekend?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 2 - Quizvraag
Om welke stroomdraad is het magneetveld B goed weergegeven?
A
A
B
B
Slide 3 - Quizvraag
Zie de stroomdraad hiernaast. Op twee manieren is de richting van het magneetveld B aangegeven.
I. De blauwe pijl geeft de goede richting aan. II. Het rode puntje en kruisje geven de goede richting aan.
A
Stelling I is juist
B
Stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Hiernaast twee stroomdraden. Het magneetveld B van de rode stroomdraad is (ter plaatse van de zwarte stroomdraad) aangegeven met een kruisje of een puntje.
A
Het kruisje is correct.
B
Het puntje is correct.
C
Beiden zijn correct.
D
Geen van beiden zijn correct.
Slide 5 - Quizvraag
In de figuur een vooraanzicht van een stroomdraad (weergegeven met een stip), met het opgewekte magneetveld B eromheen. De stroom loopt...
A
Recht naar je toe (puntje)
B
Recht van je af (kruisje)
C
Dit is niet te zeggen.
Slide 6 - Quizvraag
Bij welke draad staat het magneetveld FOUT weergegeven met de . en X.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 7 - Quizvraag
Welke stroom is juist aangegeven, als je een spoel op de manier hiernaast aansluit op een spanningsbron.
A
A
B
B
C
Dit is niet te zeggen.
Slide 8 - Quizvraag
Bij de spoel hiernaast geldt...
A
Het veld (in de spoel) loopt naar links, de zuidpool zit links.
B
Het veld (in de spoel) loopt naar rechts, de zuidpool zit links.
C
Het veld (in de spoel) loopt naar links, de zuidpool zit rechts.
D
Het veld (in de spoel) loop naar rechts, de zuidpool zit rechts.
Slide 9 - Quizvraag
Hiernaast het vooraanzicht van een spoel (één winding van een spoel) met de stroom I aangegeven. Het in de spoel opgewekte veld...
A
Komt recht op je af (puntje)
B
Gaat recht van je vandaan (kruisje)
C
Hier kan je niets over zeggen.
Slide 10 - Quizvraag
Zie de elektromagneet hiernaast. Bij het cirkeltje bevindt zich de ...
A
plus-pool
B
min-pool
C
dat is niet te zeggen
D
dat weet ik niet
Slide 11 - Quizvraag
Bij de spoel hiernaast geldt...
A
Het veld (in de spoel) loopt naar links, bij A zit de + van de batterij.
B
Het veld (in de spoel) loopt naar rechts, bij A zit de + van de batterij.
C
Het veld (in de spoel) loopt naar links, bij B zit de + van de batterij.
D
Het veld (in de spoel) loopt naar rechts, bij B zit de + van de batterij.
Slide 12 - Quizvraag
Voor de twee spoelen hiernaast geldt:
A
Het veld in spoel A staat naar links. De spoelen trekken elkaar aan.
B
Het veld in spoel A staat naar links. De spoelen stoten elkaar af.
C
Het veld in spoel A staat naar rechts. De spoelen trekken elkaar aan.
D
Het veld in spoel A staat naar rechts. De spoelen stoten elkaar af.
De stroom in het magneetveld zorgt boven en onder voor een lorentzkracht die de rotor in beweging brengt. In deze stand werken de lorentzkrachten optimaal.
1.
De rotor draait linksom ('tegen de klok in'). De stroom en dus de Fl blijven in dezelfde richting staan. De Fl komen bijna in 'horizontale' stand, waar ze de beweging zouden 'blokkeren'.
2.
De commutator maakt contact met zijn niet-geleidende deel. Er loopt geen stroom door de rotor. De Fl verdwijnen, en de rotor kan 'vrij' doordraaien (door de snelheid die er al is).
3.
De stroom loopt nu weer zo door de rotor, dat de lorentzkrachten weer in de goede richting staan om de beweging in stand te houden.
4.
De rotor lijkt precies weer in de stand van situatie 1. te staan. Er is echter pas 1 halve slag gemaakt! De krachten zijn wel weer gelijk, dus de beweging begint opnieuw.
5.
Slide 14 - Tekstslide
Hiernaast twee stroomdraden. Het magneetveld B van de rode stroomdraad is ter plaatse van de zwarte stroomdraad aangegeven. De lorentzkracht die de zwarte stroomdraad door dit veld ondervindt...
A
Is het papier in gericht (van je af)
B
Is het papier uit gericht (naar je toe)
C
Is naar links ( <-- ) gericht
D
Is naar rechts ( --> ) gericht.
Slide 15 - Quizvraag
Hiernaast twee situaties A en B waar I en B zijn gegeven. Voor de richting van de lorentzkracht F geldt...
A
Bij A naar links, bij B het papier in (kruisje)
B
Bij A naar links, bij B het papier uit (puntje)
C
Bij A naar rechts, bij B het papier in (kruisje)
D
Bij A naar rechts, bij B het papier uit (puntje)
Slide 16 - Quizvraag
Hiernaast twee situaties. A: F en B zijn gegeven B: F en I zijn gegeven Voor de ontbrekende grootheden geldt:
A
De stroom is bij A naar links, het veld is bij B van je af (kruisje).
B
De stroom is bij A naar rechts, het veld is bij B van je af (kruisje).
C
De stroom is bij A naar links, het veld is bij B naar je toe (puntje).
D
De stroom is bij A naar rechts, het veld is bij B naar je toe (puntje).
Slide 17 - Quizvraag
Hiernaast twee situaties waarin een geladen deeltje een magneetveld inschiet. Op elk deeltje gaat een lorentzkracht werken. Er geldt:
A
De kracht staat bij A omhoog,
bij B naar links.
B
De kracht staat bij A omhoog,
bij B naar rechts.
C
De kracht staat bij A omlaag,
bij B naar links.
D
De kracht staat bij A omlaag,
bij B naar rechts.
Slide 18 - Quizvraag
Hiernaast een weergave van een massaspectrometer. Met batterijen worden geladen deeltjes versneld, die later in een magneetveld worden afgebogen. Je vermoedt dat het om negatief geladen deeltjes gaat.
A
Dit klopt met de orientatie van de batterijen.
B
Dit klopt met de richting van het magneetveld en de afbuiging.
C
Dit klopt met de batterijen EN het magneetveld en de afbuiging.
D
Dit klopt noch met de batterijen, noch met het magneetveld.
Slide 19 - Quizvraag
Hiernaast een weergave van een massaspectrometer. In het magneetveld zorgt de lorentzkracht voor de middelpuntzoekende kracht. Er geldt dus: Fl = Fmpz. Dit levert r = m v / B q
We vergelijken twee deeltjes P en Q. Deeltje Q heeft een 2x zo grote massa, een 8 x grotere snelheid en een 4 x zo grote lading. Hoe moet het magneetveld worden aangepast om beide deeltjes dezelfde cirkel te laten maken in het magneetveld?
A
Het veld bij Q moet even groot blijven.
B
Het veld bij Q moet 2 x zo sterk zijn.
C
Het veld bij Q moet 2 x zo zwak zijn.
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 20 - Quizvraag
Hiernaast een weergave van een massaspectrometer. In het magneetveld zorgt de lorentzkracht voor de middelpuntzoekende kracht. Fl = B q v Fmpz = m v² / r Er geldt dus: Fl = Fmpz Omgeschreven geeft dit voor de straal van de cirkelbaan:
A
r = B q / mv
B
r = m v / B q
Slide 21 - Quizvraag
Een stroomdraad hangt in een magneetveld als hiernaast afgebeeld, en kan naar links of rechts scharnieren. Als de schakelaar wordt gesloten geldt het volgende:
A
De rode kant is de noordpool en de draad scharniert naar links.
B
De rode kant is de zuidpool en de draad scharniert naar links.
C
De rode kant is de noordpool en de draad scharniert naar rechts.
D
De rode kant is de zuidpool en de draad scharniert naar rechts.
Slide 22 - Quizvraag
Hiernaast een elektromotor. Aangeven zijn de optredende lorentzkrachten. Twee stellingen: I. Uit de kracht volgt dat de stroom van Q naar P loopt. II. De + en - van de batterij is verkeerd aangegeven.
A
Stelling I is waar,
stelling II is niet waar.
B
Stelling I is niet waar,
stelling II is waar.
C
Beide stellingen zijn waar.
D
Beide stellingen zijn niet waar.
Slide 23 - Quizvraag
Hiernaast twee stroomdraden. De stroom in de zwarte draad gaat omlaag, de stroom in de rode draad omhoog. Het magneetveld dat de ene draad opwekt, oefent een lorentzkracht uit op de andere draad. Er geldt...
A
Beide krachten zijn afstotend.
B
Beide krachten zijn aantrekkend.
C
De kracht op de rode is afstotend, de kracht op de zwarte aantrekkend.
D
De kracht op de rode is aantrekkend, de kracht op de zwarte is afstotend.