Zinnen maken les 2
1 / 25
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat
A
het boek
B
lezen
C
volgende week
D
mijn zus
Slide 4 - Quizvraag
Waar
A
gisteren
B
de auto
C
fietsen
D
in het park
Slide 5 - Quizvraag
Werkwoord
A
hij
B
de hond
C
helpen
D
op school
Slide 6 - Quizvraag
Wat
A
schrijven
B
gisteren
C
de kinderen van klas 1A
D
de ramadan
Slide 7 - Quizvraag
Wanneer
A
leren
B
om half negen
C
zij
D
in de slaapkamer
Slide 8 - Quizvraag
Werkwoord
A
om 20.00 uur
B
op school
C
de vriend
D
tekenen
Slide 9 - Quizvraag
Waar
A
de collega
B
in Hoofddorp
C
het water
D
morgen
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer
A
volgende week
B
in het hotel
C
de stoel
D
voetballen
Slide 11 - Quizvraag
Wie
Slide 12 - Woordweb
1
2
3
4
5
Werkwoord
Waar
Wie
Wanneer
Wat
Slide 13 - Sleepvraag
Zet de woorden in de goede volgorde.
over het weekend - praten - op maandag - wij - op school
over het weekend - praten - op maandag - wij - op school
Slide 14 - Open vraag
Zet de woorden in de goede volgorde.
al vijf maanden - hij - in het hotel - met zijn broer - woont
al vijf maanden - hij - in het hotel - met zijn broer - woont
Slide 15 - Open vraag
Zet de woorden in de goede volgorde.
een boek - op mijn bed - lees - 's avonds - ik
een boek - op mijn bed - lees - 's avonds - ik
Slide 16 - Open vraag
Zet de woorden in de goede volgorde.
met haar vriendinnen - morgen - naar het centrum - gaat - zij
met haar vriendinnen - morgen - naar het centrum - gaat - zij
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Zet de woorden in de goede volgorde.
hij - morgen - in een restaurant - vier uur per week - als ober
hij - morgen - in een restaurant - vier uur per week - als ober
