Par. 5: De celkern

2.5: De celkern
DNA, chromosomen en genen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

2.5: De celkern
DNA, chromosomen en genen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de kenmerken van chromosomen benoemen
Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Celkern
De celkern is het regelcentrum van de cel. Hierin liggen de chromosomen: langgerekte dunne draden met de erfelijke informatie.
Alleen in delende cellen zijn de chromosomen zichtbaar.

Slide 3 - Tekstslide

De bouw van DNA
Chromosomen zijn opgebouwd uit DNA.
DNA is een soort wenteltrap met miljoenen treden.
Elke trede bestaat uit 2 basen, die in paren voorkomen.
4 base:  A, C, T en G
In paren: A-T en C-G

Slide 4 - Tekstslide

chromosomen bestaan uit DNA

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen
Een DNA-streng rolt zich op en vormt een chromosoom. Er zijn 46 chromosomen in onze cellen.

Functie DNA: opslaan van eigenschappen.

Slide 6 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen
= eigenschappen die je van je ouders erft

Gen = basenparen die nodig zijn voor een of meerdere eigenschappen

Slide 7 - Tekstslide

Genen
In elke lichaamscel zijn alle genen aanwezig.
Maar elke cel heeft maar bepaalde genen nodig. De andere genen staan uit (ze zijn dus niet actief).

Slide 8 - Tekstslide

Chromosomen
  • Chromosomen regelen wat er gebeurt in de cel
  • De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd,
    noem je -->__________
  • Een mens heeft _____ CHROMOSOMEN
  • Een mens heeft _____ chromosomen PAREN

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat is de functie van de celkern?
A
Zorgt voor de stevigheid van een cel
B
Regelcentrum van een cel
C
Geeft voeding aan een cel
D
Zorgt voor de vorm van een cel

Slide 11 - Quizvraag

Het aantal genen in een zenuwcel is hetzelfde als het aantal genen in een darmcel in dezelfde persoon.
A
juist
B
onjuist
C
dit is niet met zekerheid te zeggen

Slide 12 - Quizvraag

Een menselijke lichaamscel bevat:
A
64 chromosomen
B
46 chromosomen
C
64 genen
D
46 genen

Slide 13 - Quizvraag


Een chromosoom bestaat uit:
A
cellen
B
eigenschappen
C
DNA
D
kernplasma

Slide 14 - Quizvraag

Een chromosoom is alleen zichtbaar met een lichtmicroscoop als
A
de cel zich deelt
B
de cel in rust is
C
de cel dood is
D
de cel niets doet

Slide 15 - Quizvraag

Het aantal genen dat actief is in een cel kan met de leeftijd veranderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag