Dit zijn de VORMEN van het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp.
me/m’ = mij te/t’ = jou
lui = hem/haar
nous = ons
vous = u/jullie
leur = hun
De volgende werkwoorden krijgen vaak het voorzetsel à: répondre (beantwoorden), écrire (schrijven), donner (geven), dire (zeggen), parler (praten), téléphoner (bellen), demander (vragen).