Unidad 6 (Gramática)

Unidad 6 Gramática
1. Gebiedende wijs (Imperativo) (Zie ook stencil op Somtoday)
2. Hay/estar
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unidad 6 Gramática
1. Gebiedende wijs (Imperativo) (Zie ook stencil op Somtoday)
2. Hay/estar

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling uitleg imperativo
Bevestigende vorm:
tú = ww - r (ir ww krijgt e als uitgang)
hablar - habla
comer - come
escribir - escribe

vosotros = ww -r/+d (r vervangen voor d)
hablar - hablad
comer - comed
escribir - escribid

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling uitleg imperativo
alle ontkennende vormen) = klinkerwisseling in de uitgang
ar ww - e
er/ir ww - a
                        
hablar - no hables  / no habléis
comer - no comas / no comáis
escribir - no escribas / no escribáis

Let op: de onregelmatige ww uit je hoofd leren!

Slide 3 - Tekstslide

Ontkennend:
dormir-tú (o-ue)

Slide 4 - Open vraag

Ontkennend:
ir-vosotros

Slide 5 - Open vraag

Bevestigend:
poner-tú

Slide 6 - Open vraag

Bevestigend:
decir-tú

Slide 7 - Open vraag

Ontkennend:
mirar-tú

Slide 8 - Open vraag

Bevestigend:
venir-vosotros

Slide 9 - Open vraag

Ontkennend:
Jugar-tú

Slide 10 - Open vraag

Ontkennend:
ir-tú

Slide 11 - Open vraag

Vertaal:
Doe de deur (la puerta) dicht (tú)
Dicht doen=cerrar(ie)

Slide 12 - Open vraag

Nu de ontkenning:
Doe de deur niet dicht (tú)
Dicht doen= cerrar (ie)

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
Open het boek (vosotros)
openen = abrir

Slide 14 - Open vraag

Nu de ontkenning:
Open het boek niet (vosotros)

Slide 15 - Open vraag

Vertaal:
Maak het huiswerk (tú)

Slide 16 - Open vraag

Nu de ontkenning:
Maak niet het huiswerk (tú)
Huiswer maken: hacer los deberes

Slide 17 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
estudiar-tú

Slide 18 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
bajar a la calle-tú

Slide 19 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
cantar una canción-vosotros

Slide 20 - Open vraag

Imperativo (van besvestigend naar ontkennen):
bailar conmigo-tú

Slide 21 - Open vraag

Imperativo (van besvestigend naar ontkennen):
escuchar las noticias-vosotros

Slide 22 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
venir aquí-tú

Slide 23 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
ir a la tienda de ropa-vosotros

Slide 24 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
tener cuidado-vosotros

Slide 25 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
cerrar la ventana-vosotros

Slide 26 - Open vraag

Imperativo (van ontkennen naar bevestigend):
no pasar al despacho del directo-tú

Slide 27 - Open vraag

Imperativo (van ontkennen naar bevestigend):
no guardar los libros de matemáticas- vosotros

Slide 28 - Open vraag

Imperativo (van ontkennen naar bevestigend):
no comer muchas hamburguesas- vosotros

Slide 29 - Open vraag

Imperativo (van ontkennen naar bevestigend):
no cruzar ahora- tú

Slide 30 - Open vraag

Imperativo (van ontkennen naar bevestigend):
no comprar el pan- vosotros

Slide 31 - Open vraag

Imperativo (van besvestigend naar ontkennen):
hacer los deberes de español-tú

Slide 32 - Open vraag

Imperativo (van bevestigend naar ontkennen):
seguir todo recto-tú

Slide 33 - Open vraag

Bevestigend:
hacer-tú

Slide 34 - Open vraag

Hay
Met hay geef je aan of iets wel of niet bestaat.
In combinatie met onbepaalde lidwoorden (un/uno-a-os-as) OF meervoud (zonder lidwoorden of bezittelijk voornaamwoorden!)
Voorbeelden:
¿Hay tiendas en tu barrio?
¿Hay un cine por aquí?

Slide 35 - Tekstslide

Estar
Estar gebruiken we bij plaatsbepalingen en wanneer dingen bepaald zijn. Je weet dat het er is alleen niet waar.
Estar altijd + bepaalde lidwoorden (el/la/los/las) of bezittelijke voornaamwoorden (mi/tu/nuestro, etc.)
Voorbeelden:
¿Dónde está mi coche?
¿Está el cine por aquí cerca?

Slide 36 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen hay/ser/estar

Slide 37 - Open vraag

Kies:
hay / está / están
... mucha gente.

A
hay
B
está
C
están

Slide 38 - Quizvraag

Kies:
hay / está / están
¿Dónde ... el museo de Picasso?
A
hay
B
está
C
están

Slide 39 - Quizvraag

Kies:
hay / está / están
Tus libros ... en la mesa.
A
hay
B
está
C
están

Slide 40 - Quizvraag

Kies:
hay / está / están
No ... sitios libres.
A
hay
B
está
C
están

Slide 41 - Quizvraag

Hay-está(n)
"Mi casa......... en Dordrecht."

Slide 42 - Open vraag

Hay-está(n)
"En mi barrio.........cinco parques."

Slide 43 - Open vraag

Hay-está(n)
En Madrid.................muchos museos muy importantes.

Slide 44 - Open vraag

Kies hay of estar:
La frutería ___________ al lado del cine.

Slide 45 - Open vraag

Hay of estar:
En la calle La Paz ____ tiendas de ropa.

Slide 46 - Open vraag


Ik ken alle woorden en de frases claves van de woordenlijst unidad 6.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 47 - Poll


Ik kan de werkwoorden in de gebiedende wijs zetten (imperativo)

1 (NO0
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO0

Slide 48 - Poll


Ik ken het verschil tussen hay en estar.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 49 - Poll