Landbouwstedelijke samenleving

H.6: Hoge en late middeleeuwen 
De middeleeuwen duren van 500 tot 1500 en zijn verdeeld in de vroege middeleeuwen (500-1000), de hoge middeleeuwen (1000-1300) en de late middeleeuwen (1300-1500)
In de late middeleeuwen worden de steden langzamerhand  steeds belangrijker en de burgers in de steden krijgen steeds meer macht. Het oude leenstelsel waarin de adel alle macht had, begint af te brokkelen. 
In de hoge middeleeuwen onstonden de eerste steden in West-Europa en tegen betaling krijgen ze een zekere mate van zelfstandigheid. Dit is de tijd waarin de indrukwekkende kathedralen worden gebouwd en de eerste universiteiten ontstaan. In deze periode begint ook de Nederlandse literatuur.
De vroege middeleeuwen zijn voor de Nederlandse literatuur minder belangrijk, omdat er geen teksten zijn overgeleverd. Het is de tijd van de adel (ridders) en de geestelijken (priesters en monniken). Wie niet tot een van deze twee groepen behoorde, had niets te vertellen. De adel verdeelt het land door middel van het leenstelsel. De hoogste vorst leent land uit aan andere edellieden. Die zijn "de baas" in het gebied dat ze geleend hebben. In ruil daarvoor moeten ze trouw aan de vorst zweren en belasting betalen. Er waren nog geen steden in wat nu Nederland heet.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H.6: Hoge en late middeleeuwen 
De middeleeuwen duren van 500 tot 1500 en zijn verdeeld in de vroege middeleeuwen (500-1000), de hoge middeleeuwen (1000-1300) en de late middeleeuwen (1300-1500)
In de late middeleeuwen worden de steden langzamerhand  steeds belangrijker en de burgers in de steden krijgen steeds meer macht. Het oude leenstelsel waarin de adel alle macht had, begint af te brokkelen. 
In de hoge middeleeuwen onstonden de eerste steden in West-Europa en tegen betaling krijgen ze een zekere mate van zelfstandigheid. Dit is de tijd waarin de indrukwekkende kathedralen worden gebouwd en de eerste universiteiten ontstaan. In deze periode begint ook de Nederlandse literatuur.
De vroege middeleeuwen zijn voor de Nederlandse literatuur minder belangrijk, omdat er geen teksten zijn overgeleverd. Het is de tijd van de adel (ridders) en de geestelijken (priesters en monniken). Wie niet tot een van deze twee groepen behoorde, had niets te vertellen. De adel verdeelt het land door middel van het leenstelsel. De hoogste vorst leent land uit aan andere edellieden. Die zijn "de baas" in het gebied dat ze geleend hebben. In ruil daarvoor moeten ze trouw aan de vorst zweren en belasting betalen. Er waren nog geen steden in wat nu Nederland heet.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 6.1
Woonplaats en werkplaats

• Welke oorzaken er zijn voor de toenemende landbouwopbrengsten in Europa; 
• Wat een landbouwstedelijke samenleving was en waardoor die kon ontstaan in de late middeleeuwen; 
• Wat de gevolgen waren van de verstedelijking (m.n. op economisch gebied); 
• Wat gilden waren en hoe ze werkten; 
• Welke oorzaken en uitvindingen er zijn aan te wijzen voor de bloei van de handel na 1200. 

1000-1300: Hoge Middeleeuwen 
1300-1500: Late Middeleeuwen
Tijdvak 4: Steden en Staten 1000-1500

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Iets dat je niet begreep?

Slide 4 - Woordweb

Kennen de lln het werkwoord ontginnen?
Samenlevingstypen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg: Hieronder zie je vijf feiten over bepaalde ontwikkelingen in de periode na het jaar 1000. Sleep ze naar de goede stap in het pijlenschema. Sommige feiten gebeuren tegelijkertijd, en horen dus bij dezelfde stap. 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Boeren konden meer voedsel verkopen
De bevolking groeide
Landbouwtechnieken werden beter
Meer landbouwgrond werd gebruikt
De landbouw bracht meer op

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na 1000 ontstond in Europa een landbouwstedelijke samenleving. Beschrijf wat toen veranderde en wat gelijk bleef.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

UITLEG: Continuïteit is wat hetzelfde bleef, discontinuïteit (of verandering) is wat er veranderde in de samenleving. Hieronder staan een aantal feiten over de tijd NA het  jaar 1000. Geef aan wat er veranderd was en wat er hetzelfde bleef vergeleken met de tijd vóór het jaar 1000 door de feiten naar "continuïteit" discontinuïteit" te slepen.
Continuïteit
Discontinuïteit
De meeste mensen woonden op het platteland
Er ontstonden veel nieuwe steden.
Er was een groeiende handel
Er waren leenmannen en leenheren
Er was een geldeconomie
Veel boeren moesten herendiensten leveren

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg bij de volgende vraag
Het maatschappelijk leven in de middeleeuwse steden draaide om de handels- en ambachtsgilden (beroepsverenigingen). De gilden hadden een economische, sociale en politiek-militaire functie. 

Op de volgende slide zie je een aantal bepalingen uit het gilde van schoenmakers van Nijmegen. Vraag je bij elke bepaling af of het een voorbeeld is van een politiek-sociale, een economische of een sociale functie. Sleep ze vervolgens naar het juist vak (sociaal, economisch of politiek/militair). Soms zijn er meerdere mogelijk, dan mag je kiezen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal
Economisch
Politiek/
militair
Men is verplicht harnas en wapens te bezitten
De ambachtsbroeders zijn verplicht de begrafenis van een broeder bij te wonen met de kovel (=gildemuts) op het hoofd.
De gildebroeders moeten het feest van St. Crispijn (= de beschermheilige van de schoenmakers) bijwonen.
Het is verboden een knecht in te huren die bij een andere meester zijn contract niet is nagekomen.
Elk jaar moeten twee keurmeesters gekozen worden om het leer te keuren.
De werktijd loopt van ’s morgens vijf uur tot ’s avonds acht uur. Langer werken is verboden.
De leerjongens hebben een leertijd van twee jaar. Pas daarna kunnen zij gaan verdienen.
Weduwen van schoenmakers blijven lid van het ambacht.

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de tijd van steden en staten steeg de vraag naar luxegoederen. Leg uit waardoor dat kwam.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg: lees bron 1. Onder de bron staan een aantal beweringen over bron 1. Sleep ze naar "juist" of "onjuist."
juist
Onjuist
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 geen handel was in luxegoederen.
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 Franse handelaren kwamen.
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 Syrische handelaren kwamen.
Uit bron 1 blijkt dat er in Londen in 1200 handel was in goud en zilver.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu de opdrachten uit de studiewijzer

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies