Persoonsvorm en zinsdelen

De zin in zinsdelen verdelen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De zin in zinsdelen verdelen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Weten hoe je een pv kan vinden
Zinnen in zinsdelen verdelen

Slide 2 - Tekstslide

De persoonsvorm (pv)

  • In elke zin staan werkwoorden. 

  • Een van die werkwoorden (let op: soms zijn het er meer) is de persoonsvorm.

  • De pv geeft het getal aan en de tijd.



Slide 3 - Tekstslide


Pieter bestelt een tosti.
De vrienden bestelden een hamburger.


bestelt geeft enkelvoud aan en tegenwoordige tijd. 
bestelden geeft meervoud aan en verleden tijd.

Slide 4 - Tekstslide


Zet het volgende zinnetje in een andere tijd.
Wanneer gaat zij naar Amerika?

Slide 5 - Open vraag


Zet het volgende zinnetje in een andere tijd.
Gisteren vroegen wij hem om raad.

Slide 6 - Open vraag


Verander het getal van het volgende zinnetje. 
Wij maken vanmiddag het huiswerk.

Slide 7 - Open vraag


Verander het getal van het volgende zinnetje. 
De leerling heeft een boek geleend.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de pv?
- het werkwoord dat vooraan in de zin komt als je de zin verandert in een vraagzin

-het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet

-het werkwoord dat verandert als je de zin verandert van hoeveelheid

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn zinsdelen?
Een zin bestaat uit zinsdelen.
  
Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.

Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!
Voor de persoonsvorm staat altijd 1 zinsdeel.

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen

Slide 12 - Tekstslide

Het verdelen van de zin in zinsdelen.

Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. Voor de persoonsvorm staat maar één zinsdeel.

  • Probeer welke woorden je voor de persoonsvorm kunt zetten. Die woorden zijn samen één zinsdeel.
  • Kijk welke woorden altijd in dezelfde volgorde naast elkaar blijven staan als je de zin verandert. Die woorden zijn samen een zinsdeel.

Slide 13 - Tekstslide

Het verdelen van de zin in zinsdelen.

  • Zet een streep voor en achter de pv
  • Alles voor de pv is een zinsdeel.
  • Kijk vervolgens of er nog meer werkwoorden in de zin staan,zet daar ook een streep voor en achter.
  • Als er nog woorden overblijven, ga je deze voor de pv zetten op een manier dat de zin blijft kloppen. Je doet dat met zoveel mogelijk woorden.


Slide 14 - Tekstslide


Neem het zinnetje over en onderstreep de pv. Verdeel het zinnetje daarna in zinsdelen.
Ik heb gisteren een vis gevangen. 

Slide 15 - Open vraag


Neem het zinnetje over en onderstreep de pv. Verdeel het zinnetje daarna in zinsdelen.
De beste voetballer werd beloond met een bijzondere trofee.

Slide 16 - Open vraag

Noem een onderdeel waarover je nog extra uitleg wilt.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link

Ga naar: Grammatica zinsdelen blz. 204
maak:

Opdrachten 4,5 en 6.

Slide 19 - Tekstslide