Naamvallen - Nominativus - Accusativus - Dativus

Sommige leerlingen geven aan dat ze het idee van naamvallen moeilijk begrijpen.


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Sommige leerlingen geven aan dat ze het idee van naamvallen moeilijk begrijpen.


Slide 1 - Tekstslide

Het ervaren dat je iets lastig vindt hoort er bij het leren van een taal...
Als je een andere taal leert zijn vooral de zaken moeilijk die je niet in je moedertaal hebt. 

Voorbeeld: een Amerikaan heeft vaak moeite met het gebruiken van "de" of "het" als hij Nederlands leert, omdat het Engels maar één bepaald lidwoord heeft ("the").

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

leerdoel
Je kan vertellen wat een naamval is
Je kan de dativus herkennen en vertalen


Slide 4 - Tekstslide

Wat is een naamval precies?
Een naamval is een middel waarmee de grammaticale functie van een lidwoord, naamwoord of voornaamwoord in het grotere verband van de zin wordt aangegeven.

In het Latijn wordt de naamval  aangegeven door de uitgangen bij een (voor)naamwoord, bijvoorbeeld:
femin-a, femin-ae, femin-am



Slide 5 - Tekstslide

Naamvallen in verschillende talen
  • Veel talen gebruiken naamvallen (o.a. Duits en Latijn)
  • In het Nederlands komen naamvallen minder voor, vaak in vaste oude uitdrukkingen en bij het persoonlijk voornaamwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Hij geeft jou meer dan mij --> (dan hij aan mij geeft)
Hij geeft jou meer dan ik --> (dan ik aan jou geef)

Beide zinnen zijn grammaticaal correct. De betekenis is verschillend. 
"Mij" en "ik" verwijzen naar dezelfde persoon, maar ze hebben een andere vorm omdat ze een andere functie in de zin hebben.
Mij --> Meewerkend voorwerp
Ik --> Onderwerp

Slide 7 - Tekstslide

Vaste uitdrukkingen
Bij lidwoorden en zelfstandig naamwoorden zijn naamvallen langzamerhand verdwenen uit het Nederlands, bij vaste uitdrukkingen zie je wel:
Commandant der strijdkrachten 
Op den duur ...     Ten allen tijde ...
's Morgens --> demorgens --> In de morgen
De plek des onheils --> De plek van het onheil

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking
  • Op een vliegdekschip lopen allemaal mensen met verschillende functies.
  • Ze dragen vesten met verschillende kleuren zodat de leider ze goed uit elkaar kan houden en weet wie hij moet inzetten voor een bepaalde taak (functie).

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Samen een doel
Ondanks de verschillende functies zorgen ze samen voor één doel, namelijk regelen van het vliegtuigverkeer op het schip.

Slide 11 - Tekstslide

Naamvallen:

nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
In het Latijn heb je vijf verschillende naamvallen. 

De naamvallen geven verschillende functies aan.

Je kunt ze herkennen aan de uitgangen.

De zinsdelen met verschillende naamvallen vormen samen één zin.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld:
Pueri servo pecuniam dant.
De jongens geven de slaaf geld.

-i --> nominativus meervoud --> onderwerp
-o --> dativus enkelvoud --> meewerkend voorwerp
-am --> accusativus enkelvoud -->  lijdend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

De eerste helft van het schooljaar bij Latijn leer je vooral de (hoofd)functies van de verschillende naamvallen.

Je leert ze herkennen aan de verschillende uitgangen.
Het leren van de naamvallen is een uitdaging:

  • Er zijn vijf naamvallen.
  • Je maakt ook nog onderscheid tussen enkelvoud en meervoud.
  • De naamwoorden hebben verschillende uitgangen per groep (verbuigingsgroepen)
  • Sommige naamvallen hebben dezelfde uitgang, dus dan moet je kijken of het in de zin past.
  • Er zijn een aantal uitzonderingen op de vaste rijtjes (bijv. onzijdige woorden)


Slide 14 - Tekstslide

Hoe leer je dat?
1. Oefenen (bijv. zinnen vertalen)
2. Rijtjes stampen (net zolang oefenen tot je ze allemaal kan opschrijven)
3. Fouten durven maken

Slide 15 - Tekstslide

Mindset
Bij het leerproces hoort uitdaging, soms onzekerheid en fouten maken.

Dat is niet erg, het gaat erom hoe je daar mee omgaat. 



Slide 16 - Tekstslide

Straks...
Over een tijdje herken je die naamvallen vrijwel automatisch en ga je er zelfverzekerd mee om!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Feminam servus videt.

In welke naamval staat het woord "feminam"?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 19 - Quizvraag

Reges servo mandatum dant.

"servo" staat in welke naamval?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 20 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord (zie ook HB blz. 88 en 89)

Slide 21 - Tekstslide

welke naamval is ''tibi''?
A
accusativus
B
dativus
C
nominativus

Slide 22 - Quizvraag

nakijken les 2
We kijken de regels 1 tm 12 na

Slide 23 - Tekstslide

zelf verder werken
-afmaken tekst les 2
-maken mandata 
   VII (blz 86)
   VIII (blz 87) alleen zinnen vertalen
   XII (blz 89)

Slide 24 - Tekstslide