Dativus

Vorig hoofdstuk
Persoonsvorm 3e persoon ev/mv
Nominativus - Het onderwerp
Accusativus - Lijdend voorwerp
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vorig hoofdstuk
Persoonsvorm 3e persoon ev/mv
Nominativus - Het onderwerp
Accusativus - Lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Let op bijhouden basis!
Hou elke les de woordjes bij (smeer het uit)
Zorg dat je elke keer de naamvallen tabel even oefent!

Hier scoor je veel punten mee!

Slide 2 - Tekstslide

Dit hoofdstuk
Dativus - derde naamval - meewerkendvoorwerp
Persoonlijk voornaamwoorden (nom/dat/acc)

Slide 3 - Tekstslide

Dativus
  • Derde naamval
  • Meestal de functie van het meewerkend voorwerp
  • SPQR HB 70

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een meewerkend voorwerp?
  • Iets of iemand wat indirect bij het werkwoord bijtrokken (indirect object)
  • Aan wie of voor wie iets gebeurt.
  • Soms ook i.c.m. tegen (bijv. bij zeggen)

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik schrijf jou een brief
Geef een snoepje aan mij.
Ik zeg tegen hem de waarheid.
Ik open de deur voor moeder.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Iulius Marco malum dat.
Julius geeft Marcus een appel.

Slide 7 - Tekstslide

Envelvoud

1 femin-ae (let op dubbelvorm)
2 serv-o
3 reg-i

Onzijdige woorden gaan in de dativus niet anders dan andere woorden van dezelfde groep.
Meervoud

1 femin-is
2 serv-is
3 reg-ibus

Zie overzicht SPQR hulpboek blz. 127 of stencils

Slide 8 - Tekstslide

Sommige uitgangen komen vaker voor
Dan moet je kiezen welke uitgang het beste past.
  • Wat past grammaticaal?
  • Welke vertaling levert een betekenisvolle zin op?


Slide 9 - Tekstslide

Donum feminae dant.
Twee mogelijkheden
De vrouwen geven een geschenk. (feminae - nom. mv.)
Ze geven een geschenk aan de vrouw. (feminae - dat. ev.)

Slide 10 - Tekstslide

Servi regi mandata dant.
De slaven geven de koning opdrachten.
Let op -i bij welke verbuigingsgroep een woord hoort.
(servus --> groep 2 --> nom. mv.)
(rex, reges --> groep 3 --> dat. ev.)


Slide 11 - Tekstslide

favere + dat
Sommige werkwoorden hebben in het Latijn een dativus waar je vanuit het Nederlands een accusativus zou verwachten (als in lijdend voorwerp)

Dei pueris favent --> De goden steunen de jongens.

In de woordenlijst staat er dan "+ dat"

Slide 12 - Tekstslide

Welke naamval staat "servo"
A
nominativus enkelvoud
B
genitivus enkelvoud
C
dativus enkelvoud
D
accusativus enkelvoud

Slide 13 - Quizvraag


A

Slide 14 - Quizvraag

Welke naamval staat "lupae"?
A
nominativus meervoud
B
accusativus enkelvoud
C
dativus enkelvoud
D
dativus meervoud

Slide 15 - Quizvraag

pueros
A
nominatvus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
accusativus enkelvoud
D
accusativus meervoud

Slide 16 - Quizvraag

regibus
A
nominativus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
dativus enkelvoud
D
dativus meervoud

Slide 17 - Quizvraag

regi
A
dativus enkelvoud
B
accusativus meervoud
C
nominativus meervoud
D
nominativus enkelvoud.

Slide 18 - Quizvraag

servi
A
nominativus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
dativus enkelvoud
D
dativus meervoud

Slide 19 - Quizvraag

mandata
A
nominativus meervoud
B
accusativus meervoud
C
nominativus enkelvoud
D
accusativus enkelvoud

Slide 20 - Quizvraag

nobis
A
dativus enkelvoud
B
dativus meervoud
C
accusativus enkelvoud
D
accusativus meervoud

Slide 21 - Quizvraag

reges
A
nominativus enkelvoud
B
nominativus meervoud
C
accusativus enkelvoud
D
accusativus meervoud

Slide 22 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoorden
Nederlands:
hij, zij, wij, ons, jullie

Latijn:
eos, nobis, tu, vos

Slide 23 - Tekstslide

persoonvorm
eerste persoon
vertaling
nom
ego
ik
dat
mihi
(aan/voor) mij
acc
me
mij (

Slide 24 - Tekstslide

persoonvorm
eerste persoon
vertaling
nom
tu
jij
dat
tibi
(aan/voor) jou
acc
te
jou

Slide 25 - Tekstslide

persoonvorm
1e p. meervoud
vertaling
nom
nos
wij
dat
nobis
(aan/voor) ons
acc
nos
ons

Slide 26 - Tekstslide

persoonvorm
1e p. meervoud
vertaling
nom
vos
jullie
dat
vobis
(aan/voor) julie
acc
vos
jullie

Slide 27 - Tekstslide

3e 
enkelvoud
(hij / zij / hem haar)
mannelijk
vrouwelijk
nom
is
ea
dat
ei
ei
acc
eum
eum

Slide 28 - Tekstslide

3e meervoud
meervoud
(zij / hen)
mannelijk
vrouwelijk
nom
ei
eae
dat
eis
ei
acc
eos
eas

Slide 29 - Tekstslide

  • Persoonlijk voornaamwoorden in de nominativus komen alleen voor bij nadruk.
  • Ego maneo, tu fugis. - Ik blijf, jij vlucht.
  • De uitgangen zijn een mengeling van groep 1,2,3 daaraan kun je ze proberen te herleiden.

Slide 30 - Tekstslide

Dei pueris favent.

Slide 31 - Open vraag

Servi feminae aquam dant.

Slide 32 - Open vraag

Femina filio nomen dat.

Slide 33 - Open vraag

Rex vobis mandatum dat.

Slide 34 - Open vraag

Servus regi aquam portat.

Slide 35 - Open vraag

Wat moet je leren?
Basiswoorden H1 + H2
Grammatica 2.1 + 2.2 (eerder behandelde grammitica komt wel terug in zinnen en teksten)
Cultuur 22 t/m 24 (het geboorteverhaal van Romulus en Remus
Tekst 25 voorbereiden

Slide 36 - Tekstslide