Beeldaspect LIJN

Beeldaspect lijn
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo b, k, t, mavoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beeldaspect lijn

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:

  • Herkennen, kunnen uitleggen en toepassen van de begrippen textuur en patroon.

Slide 2 - Tekstslide

Beeldaspecten
Beeldaspecten? Wat heb je eraan?
  
  • Beeldaspecten vertellen iets over hoe het uiterlijk van een kunstwerk of voorwerp is vormgegeven. Of we nu kijken naar de Nachtwacht van Rembrandt of de voorkant van een tijdschrift, de vormgever of maker gebruikt de beeldaspecten om haar of zijn verhaal nog duidelijker te vertellen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lijn

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Gekozen begrip: Lijn

5 begrippen die passen bij het begrip lijn:
- Contour 
- Lijndikte
- Lijnwerking
- Lijnsoort
- Lijnperspectief

Slide 7 - Tekstslide

Een lijn = een lijn..........toch?
Dat zou je wel zeggen, maar er is meer! Je kunt van alles zeggen over lijn. 
Hier wat begrippen die bij LIJN horen en die je moet kennen:
  • lijnsoort
  • lijndikte
  • lijnvoering
  • arcering
  • contourlijn
  • lijnwerking
  • lineair
  • lijnrichting
  • textuur/ patronen

Slide 8 - Tekstslide

Lijnsoort
  • Een lijn kan op verschillende   manieren getekend zijn:  

     recht - gebogen 
     onderbroken - doorlopend
     kronkelend - vloeiend
     slingerend - golvend
     enz. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Lijndikte
  • Lijndikte kan variëren van heel dun tot heel dik.

  • De lijndikte kan effect hebben op het gevoel in een tekening. Dikke, doorlopende lijnen maken een krachtige indruk, terwijl dunne, onderbroken lijnen gevoelig lijken.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

  • Elk object heeft een oppervlak. Wat je kunt voelen met je handen als je dat oppervlak aanraakt, noem je de textuur van een object. Deze textuur kan je ook tekenen.
Textuur

Slide 13 - Tekstslide

  • Bekijk de afbeeldingen hieronder maar eens. Je ziet op de eerste afbeelding dat de zebra een structuur van strepen heeft, maar deze strepen kan je niet voelen. Wanneer je de zebra aait voel je de harige textuur
  • Op de middelste afbeelding zie je de structuur op de voet van een mug. Je kan de textuur bijna voelen al zal dat je nooit lukken.
  • Op de laatste afbeelding zie je een sculptuur van Rowan Mersh. Je zou denken dat dit een zacht verenkleed is, maar zijn werk is opgebouwd uit duizenden schelpen die hard en scherp zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk eens 3 texturen en schrijf deze op:

Slide 15 - Open vraag

  • Een patroon is een herhaling van vormen, lijnen of stippen
  • Het is belangrijk dat je vorm en structuur goed uit elkaar houdt. Alleen twee vormen maken nog geen structuur.
  • Hieronder zie je een pauw. De pauw heeft een vorm. Op het plaatje ernaast zie je de structuur van zijn staart. De vorm van de pauwenogen (de veren) worden vele malen herhaalt en maakt zo een structuur. Op het laatste plaatje zie je een pauwenoog (veer) in detail. Je ziet hoe deze bestaat uit heel veel kleine dunne veertjes.
Patronen

Slide 16 - Tekstslide

  • Herhaling van lijnen of vormen.

Patronen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Arcering
Bij arcering wordt met lijntjes een vlak gevuld. 

  • Je kunt de lijntjes evenwijdig naast elkaar zetten of laten kruisen. 
  • Je kunt ze dicht naast elkaar zetten (wat een donkerder effect heeft) of meer ruimte ertussen laten (wat een lichter effect heeft). 
  • En je kunt variëren in dikke en dunne lijnen en hier heel mooi schaduwen en diepte/ ruimtelijkheid mee aanbrengen in een tekening.

Slide 19 - Tekstslide

  • Met arceren kun je variëren in dikke en dunne lijnen en hier heel mooi schaduwen en diepte/ ruimtelijkheid mee aanbrengen in een tekening.
  • Kijk maar eens naar de voorbeelden hieronder.

Slide 20 - Tekstslide

Contourlijn
  • De omtreklijn van een vorm of voorwerp noem je een contourlijn. 
  • De contour benadrukt de vorm.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Lineair
  • Als het geheel is opgebouwd uit lijnen.
  • Dit kan 2D zijn maar ook net zo goed 3D!
  • Het werkje kan ook gemaakt worden van o.a. ijzerdraad, pitriet, touw of garen.  

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Lijnrichting
  • De richting waarin lijnen in een kunstwerk lopen hebben invloed op de de uitstraling van het werk. 

  • Staan alle lijnen verticaal of horizontaal        of lopen ze chaotisch door elkaar heen        ? 

  • De herhaling van lijnen versterkt een bepaalde richting      

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Lijnvoering
  • Lijnvoering zegt iets over de druk die je gebruikt bij het tekenen van de lijnen:

- voorzichtig, zoekend en onzeker
- duidelijk en stevig
- saai en eentonig
- met allerlei overgangen van dun naar  
  dik en weer terug

Slide 30 - Tekstslide

Plasticiteit is het suggereren dat een object driedimensionaal is door het toevoegen van schaduwen en highlights. Dus door bijvoorbeeld een cirkel een donkere kleur te geven aan de randen en een lichtere kleur in het midden, lijkt het geen platte cirkel meer, maar een tastbare bol. Daarom zal, als je gebruik maakt van de techniek, je tekeningen realistischer ogen dan wanneer je dit niet doet.
Op de volgende slide zie je een voorbeeld hiervan.

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld plasticiteit:

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Lijnwerking

Het effect van een lijn / de lijnen:


  • Er kan diepte (perspectief) worden gesuggereerd.
  • Er kan beweging worden gesuggereerd.
  • Horizontale en verticale lijnen werken statisch en stabiel.
  • Schuine en diagonale lijnen zorgen voor onrust, dynamiek en beweging.
  • Met zware lijnen kun je iets laten opvallen of accentueren.
  • Er kan een gevoel uit stralen.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Als we het hebben over 'lijnsoorten' dan hebben we het over
A
hoe dik een lijn is getekend
B
of de lijn recht is of krom of golvend enz.
C
hoeveel lijnen er in een tekening te zien zijn
D
wat het effect is van een lijn

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een contourlijn
A
Een dunne lijn die je helpt bij de tekening.
B
Een omtreklijn die de buitenkant van een vorm aangeeft.
C
Een lijn die alle details van een vorm laat zien.
D
Een snelle lijn waarmee je laat zien wat het is.

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een hulplijn?
A
Iemand die je kan vragen om hulp.
B
Een dikke lijn in je tekening.
C
Een dunne lijn die je helpt bij het tekenen van je vorm.
D
Een stippellijn.

Slide 39 - Quizvraag

Welk potlood geeft de zachtste en dikste lijn?
A
HB-potlood
B
2H-potlood
C
B-potlood
D
4B-potlood

Slide 40 - Quizvraag

Wat is arceren?
A
Lijnen naast elkaar zetten, waardoor je vlak donkerder wordt.
B
Een ander woord voor gummen.
C
Een vlak kleuren.
D
Een vlak grijs maken.

Slide 41 - Quizvraag

Opdracht 1: Arceren
  • Je gaat met verschillende potloden  de verschillende arceringen uitproberen. Zo leer je wat je er allemaal mee kan doen.

  • Je krijgt een blaadje met  vierkantjes van de leraar. 

  • Elk vierkant vul je op een andere manier. Gebruik potloden met verschillende hardheden en probeer verschillende soorten arceringen. kijk hiernaast voor voorbeelden (maar teken deze niet na). gebruik ook je vinger om het potlood uit te vegen.

  • Schrijf bij het vierkant welk potlood en welke arcering je geprobeerd hebt. 

Slide 42 - Tekstslide

  • Maak 2 tekeningen. De ene tekening is zacht / lief / vrolijk / luchtig en de andere tekening is bozig / donker / beetje eng. 
  • In de ene tekening gebruik je zachte, dunne lijnen en in de andere tekening gebruik je harde / drukke / dikke lijnen.
  • Kijk maar wat het effect is!
Opdracht 2:

Slide 43 - Tekstslide

Opdracht 3: Texturen 
  •  Hoe zou iets voelen als ik het aan zou raken?
  • Waar is het van gemaakt?
  • Om te oefenen met texturen vul je elke vinger met een andere textuur. Daarboven schrijf je textuur. Iedere letter krijgt een ander patroon.

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht 4 : Zentangle
Maak je eigen zentangle met een portret(foto) en teken op de achtergrond de patronen. Of maak een contour tekening van een dier en vul het dier met patronen. 

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide