Om (...) te + infinitief (B1)

Om (...) te + infinitief 
Ik kan vertellen in welke situaties ik 'om (...) te + infinitief gebruik
Ik kan zelf op de goede manier schrijven en spreken met 'om (...) te' + infinitief 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Om (...) te + infinitief 
Ik kan vertellen in welke situaties ik 'om (...) te + infinitief gebruik
Ik kan zelf op de goede manier schrijven en spreken met 'om (...) te' + infinitief 

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden
Opdracht: Werk in duo's.

  • Bespreek samen in welke situaties je om (...) te + infinitief gebruikt.
  • Schrijf samen drie zinnen met om (...) te + infinitief.
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Instructie
In de volgende situaties gebruik je om (...) te + infinitief:

  • 1. Om een actie/doel te beschrijven:
    Voorbeeld: Katya gaat naar de supermarkt om kaas te kopen.

  • 2. Achter een adjectief (bijvoeglijk naamwoord)​
    Voorbeeld: Evelien vindt het vervelend om in de regen te fietsen

  • 3. Achter een substantief (zelfstandig naamwoord)
    Voorbeeld: Heb je zin om samen te lunchen?



Slide 3 - Tekstslide

Oefenen
Opdracht: Schrijf om (...) te op de goede plaats in de zin.

  1. Yvan wil met zijn vader naar het bos kastanjes zoeken.
  2. Wij vinden het leuk op een terrasje zitten in de zomer.
  3. Vroeger vond zij het vreselijk bellen met onbekende mensen.
  4. Helaas heb je niet genoeg punten gehaald slagen. 
  5. Ik vind het lastig de Nederlandse taal spreken.
  6. Heb je even tijd me helpen met mijn opdracht?
  7. De kat gaat naar binnen haar brokjes eten. 
  8. Mijn man heeft niet genoeg vrije dagen op vakantie gaan. 



timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Yvan wil met zijn vader naar het bos om kastanjes te zoeken.
  2. Wij vinden het leuk om op een terrasje te zitten in de zomer.
  3. Vroeger vond zij het vreselijk om te bellen met onbekende mensen.
  4. Helaas heb je niet genoeg punten gehaald om te slagen. 
  5. Ik vind het lastig om de Nederlandse taal te spreken.
  6. Heb je even tijd om me te helpen met mijn opdracht?
  7. De kat gaat naar binnen om haar brokjes te eten. 
  8. Mijn man heeft niet genoeg vrije dagen om op vakantie te gaan. 



Slide 5 - Tekstslide

Oefenen
Opdracht: Vul de zinnen aan. Klaar? Controleer samen met een medecursist de zinnen.

  1. Annet gaat naar de stad ...
  2. Ik gebruik mijn mobiele telefoon ...
  3. In augustus ga ik een weekend naar mijn geboorteland ...
  4. In de winter vind ik het vervelend ...
  5. Wouter vindt het een beetje saai ...
  6. Ik vind het heel leuk ...
  7. Helaas hebben wij niet genoeg geld ... 
  8. Vandaag is het te koud ... 



timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Annet gaat naar de stad om kleding te kopen.
  2. Ik gebruik mijn mobiele telefoon om te bellen.
  3. In augustus ga ik een weekend naar mijn geboorteland om mijn familie te bezoeken.
  4. In de winter vind ik het vervelend om te fietsen. 
  5. Wouter vindt het een beetje saai om elke dag te studeren.
  6. Ik vind het heel leuk om te sporten.
  7. Helaas hebben wij niet genoeg geld om een huis te kopen.
  8. Vandaag is het te koud om te zwemmen.



timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide


timer
2:00

Slide 8 - Open vraag


timer
2:00

Slide 9 - Open vraag


timer
2:00

Slide 10 - Open vraag


timer
2:00

Slide 11 - Open vraag


timer
2:00

Slide 12 - Open vraag


timer
2:00

Slide 13 - Open vraag


timer
2:00

Slide 14 - Open vraag


timer
2:00

Slide 15 - Open vraag

Ik kan om (...) te + infinitief op de goede manier gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Verder oefenen 
In zicht: blz. 193 t/m 196

Slide 17 - Tekstslide

Spreken 
Opdracht: Bespreek in duo's de dilemma's. Geef steeds ten minste 
twee argumenten bij jouw keuze. 

Gebruik bijvoorbeeld:
- omdat / want
- ten eerste / ten tweede / ten slotte ...
- om te beginnen / daarnaast / bovendien / ...

Klaar? Wissel jullie dilemma's met een ander groepje. Maak weer een keuze en geef er argumenten bij. 
timer
30:00

Slide 18 - Tekstslide

< links of rechts >
nooit meer internet of nooit meer vakantie?
soms onzichtbaar zijn of gedachten van mensen lezen?
iedereen kussen die je tegenkomt of nooit meer iemand kussen? 
alle talen van de wereld kennen, maar je kan niets schijven of zeggen of je herkent jezelf niet in de spiegel
een week in een natte tuin slapen of een week in de woestijn / sahara wandelen
naar huis gaan of op school slapen

Slide 19 - Tekstslide