In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Geld en Krediet
Les 5 AE-3 Lenen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
LENEN
Slide 3 - Tekstslide
Er zijn twee hoofdvormen van lenen:
1. Consumptief krediet
2. Hypothecaire lening
Slide 4 - Tekstslide
3.3.1 Consumptief krediet
Consumptief krediet is het lenen van geld om daar consumptiegoederen voor te kopen. ( vb auto, meubels etc)
Slide 5 - Tekstslide
Persoonlijke lening is het lenen van een bepaald bedrag in handen dat je in maandelijkse bedragen met rente terugbetaalt.
Slide 6 - Tekstslide
Naast de persoonlijke lening bestaat het doorlopend krediet:
Doorlopend krediet houdt in dat je tot een bepaald bedrag geld mag opnemen op deze kredietrekening. Je lost maandelijks een bepaald bedrag af. Zodra je een gedeelte hebt terugbetaald, kun je opnieuw tot het afgesproken bedrag geld opnemen.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is géén vorm van consumptief krediet?
Leerdoel 19
A
Hypotheek
B
Salariskrediet
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een persoonlijke lening of een doorlopend krediet?
Slide 9 - Open vraag
Wanneer je goederen koopt, kun je die vaak op afbetaling kopen of via huurkoop
Bij aankoop op afbetaling betaal je een bepaald bedrag daarna iedere maand een bedrag aan aflossing en het gekochte product is meteen je eigendom
Slide 10 - Tekstslide
Bij huurkoop huur je het product. Je wordt pas eigenaar als je een van tevoren afgesproken tijd huur hebt betaald. Als je niet aan je verplichtingen voldoet, haalt het bedrijf de goederen bij je weg
Slide 11 - Tekstslide
3.3.2 Hypothecaire leningen
Hypothecaire lening is een lening met onderpand voorbeeld een huis
Slide 12 - Tekstslide
Wat is een hypothecaire lening?
A
Lening voor de koop van een huis
B
Lening voor de koop van een auto
C
Lening voor de koop van een nieuwe bank
D
Lening voor de koop van een nieuwe ps4
Slide 13 - Quizvraag
Weten we het nog?
Wat is een hypothecaire lening?
Een lening voor een onroerend goed waarbij de bank het recht heeft het onderpand te verkopen als de lener de aflossing en rente niet kan betalen.
Slide 14 - Tekstslide
4 hypotheekvormen
1. lineaire hypotheek
2. annuiteitenhypotheek
3. hypotheek op levensverzekeringsbasis
4. spaarhypotheek
Slide 15 - Tekstslide
Lineaire hypotheek
Lening voor een bepaald bedrag
je betaalt per afgesproken termijn
elk jaar wordt het rentebedrag kleiner doordat de schuld kleiner wordt
Slide 16 - Tekstslide
Annuiteitenhypotheek
Annuiteit = Aflossing + Rente
Annuiteit elk jaar, elke maand hetzelfde bedrag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Hypotheek op levensverzekering:
Wanneer de looptijd van de levensverzekering verloopt krijg je geld uitgekeerd en met dit geld wordt hypotheek afgelost
Slide 19 - Tekstslide
Spaarhypotheek
Bij een spaarhypotheek wordt er tijdens de looptijd niet afgelost, elk jaar wordt er een spaarpremie betaald, deze premies worden belegd waarmee de lening afgelost kan worden.
Vaak wordt er bij een spaarhypotheek ook een overlijdensrisicoverzekering afgesloten.
Slide 20 - Tekstslide
Bij welke hypotheekvorm neemt het rentedeel maandelijks af en het aflossingsdeel toe?
A
Spaarhypotheek
B
Annuïteitenhypotheek
C
Lineaire hypotheek
Slide 21 - Quizvraag
Sparen:
Je zult een hogere rente krijgen als je je geld voor een langere tijd vastzet
Slide 22 - Tekstslide
Beleggen:
Je zult een hogere rente krijgen als je je geld voor een langere tijd vastzet. Hoe groter het risico hoe groter je kans op meer winst
Slide 23 - Tekstslide
Lenen:
lagere rente omdat het risico van de bank kleiner is omdat de bank een onderpand heeft