WRE 1HV - Cursus Grammatica - Lijdend voorwerp

LEZEN 
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LEZEN 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
Zitten volgens plattegrond;
Pak je materiaal voor.

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen
2. Herhalingsopdracht
3. Uitleg: Lijdend voorwerp
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig werken
6. Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

  • Je leert hoe je het lijdend voorwerp in de zin kunt vinden;
  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in de zin benoemen.
Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Benoem van de volgende zinnen de persoonsvorm, het onderwerp en werkwoordelijk gezegde:
1. De hortensia’s willen deze zomer maar niet bloeien.
2. Juist op dat moment gaf de nogal onbesuisde jongen hem een duw.
3. Piet van de slager op de hoek zou ook komen. 
4. Volgende week zal mijn neefje uit Suriname er ook bij kunnen zijn.
5. Wat heb ik nu weer gehoord over je broer?
Herhalingsopdracht
Klaar?
Lees het groene kader door op blz. 216

Slide 5 - Tekstslide

Wat geldt voor jou?
Ik kan tot nu toe alle zinsdelen zonder problemen benoemen.
Ik kan de meeste zinsdelen zonder moeite benoemen. Sommige onderdelen vind ik nog lastig.
Ik heb veel moeite met het benoemen van de zinsdelen.

Slide 6 - Poll

Het lijdend voorwerp (LV)
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan aan wie/wat iets 'overkomt' of 'ondergaat'
Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
3. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + onderwerp?
Norah heeft een warme winterjas gekocht.
Wat heeft Norah gekocht? Een warme winterjas.

Slide 7 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Noteer het lijdend voorwerp.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 8 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Noteer het lijdend voorwerp.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 9 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Noteer het lijdend voorwerp.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 10 - Open vraag

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp,
het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp:
1. Het nichtje van Willem heeft een tatoeage laten zetten.
PV  =                                            OW =
WWG  =                                        LV =
2. Mijn broertje heeft eindelijk zijn favoriete voetballer ontmoet.
PV =                                                OW =
WWG =                                           LV  =
Twee zinnen ontleden

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat:
Cursus 5 Grammatica 
Havo: §7: Opdracht 2 en 3 maken (blz. 216-217)
Vwo: §5: Opdracht 2 en 3 maken (blz. 212-213)
Hoe:
Zelfstandig. Zet de antwoorden in je schrift.
Hulp:
De 4 B's (poster whiteboard)
Tijd:
Tot de laatste vijf minuten van de les.
Klaar:
Kiezen uit:
- Lezen uit je leesboek
- Online verder oefenen in de online methode 
- Samenvatting maken van cursus 5
ZELFSTANDIG WERKEN

Slide 12 - Tekstslide

  • Je leert hoe je het lijdend voorwerp in de zin kunt vinden;
  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in de zin benoemen.
Lesdoelen

Slide 13 - Tekstslide