Week 39-2e Les

Nederlands

Nederlands
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

- Uitleg zinsdelen ( 'werkwoordelijk gezegde')
- Zelfstandig werken: oef 1,2,3( 15 min)
-Spelletjes
- Afsluiten ( 5 min)

Huiswerk:  als je niet af, moet je dit maken. Zie ook Magister. 









Slide 2 - Tekstslide

Planning
Start: UITLEG
Kahoot werkwoordelijk gezegde
Verder met de opdrachten uit het boek
afsluiten 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je...
... zinsdelen WERKWOORDELIJK GEZEGDE vinden
... deze zinsdelen correct aangeven



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Hieronder staan zinnen met het wg dikgedrukt. Wat valt je op aan het werkwoordelijk gezegde? 

  1. Ik heb vandaag 10 kilometer gelopen. 
  2. In de vakantie willen we naar de dierentuin gaan
  3. Ik wil frietjes eten
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

- Soms hoort het woordje te erbij als deze voor een werkwoord staat:

Hij | besloot | daarheen | te gaan.


- Soms horen de woordjes aan het erbij als deze voor een werkwoord staan:

Onze trainer | is | de sterkste opstelling | aan het bedenken.


Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde vervolg

- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar

Vb: uitnodigen --> Hij | nodigt | zijn vrienden | uit.


- Soms is er een uitdrukking die met het werkwoord te maken heeft:

Vb: aan de tand voelen 

Tijdens het verhoor | voelden | de agenten | de arrestant | flink | aan de tand.


De zin is dan niet letterlijk maar figuurlijk bedoeld!

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin. 


Voorbeeld:
Ik zal nieuwe sportschoenen kopen

Alle werkwoorden:  
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin. 


Voorbeeld:
Ik zal nieuwe sportschoenen kopen

Alle werkwoorden:  zal kopen

Wg: zal kopen
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 14 - Tekstslide


  1. Hij heeft de hele avond televisie gekeken.
  2. Volgens de buren staat het geluid wel erg hard.
  3. Hem vroegen ze niets.
  4. Ronald wil graag met je meerijden.
  5. Durf jij daar te blijven staan?
  6. Hij was aan het wachten op de bus. 
LET OP!
Als de woordjes te of aan het voor het werkwoord staan, horen te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde.

timer
1:00
Vind de werkwoordelijk gezegdes in de volgende zinnen:

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het wg?
Aan de waslijn hangen de shirts te drogen.
A
Hangen shirts
B
Hangen shirts te drogen
C
Hangen te drogen
D
Hangen drogen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het wg?
Onze trainer is onze opstelling aan het bedenken.
A
Is aan het bedenken
B
Is bedenken
C
Is onze opstelling bedenken
D
Is onze opstelling aan het bedenken

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het wg?
Op maandagavond trainen de spelers van Ajax in deze hal.

Slide 18 - Open vraag

wg?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 19 - Quizvraag

wg?
Claudia nodigt veel vrienden uit op haar verjaardag.
A
nodigt
B
nodigt uit

Slide 20 - Quizvraag

wg?
Maak jij je veters goed vast voor de wedstrijd?
A
maak
B
jij
C
maak jij vast
D
maak vast

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De sportieve kerel fietste erg hard weg.

Slide 22 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde?
Hij zou best wel eens de bal het hardste kunnen hebben gegooid.

Slide 23 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde?
Zijn moeder houdt een oogje in het zeil.

Slide 24 - Open vraag

Zoek in de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde ... 

Slide 25 - Tekstslide

Hebben zij in die auto gereden?

Slide 26 - Open vraag

Elke dag hebben de chauffeurs hun wagens gewassen.

Slide 27 - Open vraag

Heb jij de taalopdracht goed gemaakt?

Slide 28 - Open vraag

Hij heeft de hele avond televisie gekeken.

Slide 29 - Open vraag

Hij at heel vaak zijn boterhammen niet op.

Slide 30 - Open vraag

In de vakantie mag jij er voor zorgen.

Slide 31 - Open vraag

Robert wil graag met je meerijden.

Slide 32 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 33 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 34 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 35 - Sleepvraag

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 36 - Sleepvraag

Wat is het gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 37 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 38 - Sleepvraag

Aan de slag
Open blz. 45 en ga verder met de opdrachten 1-2 en 3
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Slide 44 - Tekstslide

Lesafsluiting
Lesdoel: 
  • Je kan het werkwoordelijk gezegde uit een zin halen. 
Lesafsluiting

Slide 45 - Tekstslide