Wat:
Exercise 9: lees de zinnen door en los de puzzel op (kleur de daken, schrijf de namen onder de huizen en beantwoord c).
Exercise 10: schrijf de Nederlandse woorden op en vul bij c de juiste woorden in.
Exercise 11: zet de Theme Words onder de afbeeldingen.
Exercise 12: teken drie Theme Words
Exericse 13: schrijf de Nederlandse woorden op en zet de correcte woorden onder de afbeeldingen.
Exercise 14:omcirkel het juiste woord.
Exercise 24a: schrijf de Nederlandse woorden op (blz. 24)
Exercise 47a: schrijf de Nederlandse woorden op (blz. 39)
Hoe: zelfstandig
Hulp: fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw, docent
Klaar: Slim Stampen Chapter 3 / 4: vocabulary B-D-H + Chapter 3 Stones
Je hebt op maandag en dinsdag tijd om aan de opdrachten te werken. Dinsdag nakijken (einde van de les).