de context kunt gebruiken voor de betekenis van woorden;
tekstverbanden kunt herkennen aan signaalwoorden.
Slide 3 - Tekstslide
Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband. Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.
Slide 4 - Tekstslide
Signaalwoorden (p. 83)
Signaalwoorden worden gebruikt om het tekstverband duidelijk te maken.
Jaap mist Sophie enorm.
Hij laat het niet merken.
Tegenstellend tekstverband
Signaalwoord: maar
Slide 5 - Tekstslide
Opsommend tekstverband
Noemt twee of meer tekstdelen na elkaar. Signaalwoorden: ten eerste, daarna, vervolgens, tot slot, verder, ...
Bijvoorbeeld: Pjotr zette de doos oud papier aan de straat. Ook gooide hij de lege flessen in de glasbak.
Slide 6 - Tekstslide
Tijdsvolgorde tekstverband
Geeft de volgorde aan waarin gebeurtenissen plaatsvinden. Signaalwoorden: eerst, intussen, ten slotte, ...
Voorbeeld:
Eerst gingen de leerlingen in stilte aan het werk. Daarna gingen ze zachtjes fluisteren. Ten slotte waren ze allemaal hardop aan het praten.
Slide 7 - Tekstslide
Tegenstellend tekstverband
Geeft een tegenstelling aan.
Signaalwoorden: maar, echter, toch, integendeel, daar staat tegenover, ...
Voorbeeld: Wilma doet altijd heel erg haar best op school. Jari daarentegen is liever lui dan moe.
Slide 8 - Tekstslide
Werkmoment
Maak de opdrachten 7, 8, 9, 10 en 11 van 2.3 Lezen.
Je mag zachtjes overleggen.
Klaar? Nakijken maar!
Slide 9 - Tekstslide
timer
5:00
Slide 10 - Tekstslide
Fictietaak
Maak aantekeningen rondom de lijnen.
- Het verhaal in het kort (denk aan steekwoorden) - Hoofdprobleem (denk aan steekwoorden) - Personages (wie spelen een belangrijke rol) - Schrijver (vertel hier meer over de schrijver) - Waar speelt het verhaal zich af? - Wanneer speelt het verhaal zich af?
Maak een opzet voor je mindmap. Maak daarna je definitieve versie.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.