3HV Pincode H2. De rol van geld

3HV Pincode H2
3HV Pincode H2 
01
Wat gaan we doen vandaag: 
  • Toetsbespreking H1                                   (30 min) 
  • Zelfstandig aan het werk met par 1 & 2  (15 min) 

Lesdoelen. Wat heb je aan het einde van deze les geleerd. 
  1. Je krijgt ontwikkelpunten mee vanuit de toets bij H1. Waar moet je nog aan werken. 
  2. Je kunt de drie verschillende functies van geld benoemen en herkennen. 
  3. Je kunt het verschil tussen giraal en chartaal geld benoemen. 
  4. Je kunt rekenen met procenten. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3HV Pincode H2
3HV Pincode H2 
01
Wat gaan we doen vandaag: 
  • Toetsbespreking H1                                   (30 min) 
  • Zelfstandig aan het werk met par 1 & 2  (15 min) 

Lesdoelen. Wat heb je aan het einde van deze les geleerd. 
  1. Je krijgt ontwikkelpunten mee vanuit de toets bij H1. Waar moet je nog aan werken. 
  2. Je kunt de drie verschillende functies van geld benoemen en herkennen. 
  3. Je kunt het verschil tussen giraal en chartaal geld benoemen. 
  4. Je kunt rekenen met procenten. 

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk met paragraaf 1 & 2. 

Doorloop de volgende stappen 
  1. Lees het blauwe stuk op blz. 42 en maak opdr. 3a, 3b op blz. 43. 
  2. Lees het blauwe stuk op blz. 45 en maak opdr. 7 & 8. 
  3. Lees het blauwe stuk op blz. 38 en maak opdracht 111. 

Huiswerk. Neem een bankbiljet mee naar de volgende les. 

Slide 2 - Tekstslide

3HV Pincode H2
3HV Pincode H2 
02
Wat gaan we doen vandaag: 
  • Herhaling en uitleg bij paragraaf 1 & 2              (20 min) 
  • Maken van opdrachten bij par 2.2.                     (15 min) 
  • Start paragraaf 2.3                                               (10 min) 

Lesdoelen. Wat heb je aan het einde van deze les geleerd. 
  1. Je kunt de drie verschillende functies van geld benoemen en herkennen. 
  2. Je kunt het verschil tussen giraal en chartaal geld benoemen. 
  3. Je kunt het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke waarde benoemen. 
  4. Je kunt geld op echtheidskernmerken herkennen. 
  5. Je kunt procentuele veranderingen berekenen. 

Slide 3 - Tekstslide

Kies de juiste optie.

In de winkel doe je boodschappen. Je betaalt contant. Geld is een:
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste optie.

Het huis van Chantal is in twee jaar tijd met € 17.500 gestegen
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 5 - Quizvraag

Welke twee vormen van geld zijn er?

Slide 6 - Open vraag

Proefje 

Welke echtheidskenmerken heeft een bankbiljet? 
Kijk hoeveel je er kan vinden. 

  • Extrensieke waarde: De waarde die op het biljet                                                   gedrukt staat. 
  • Intrinsieke waarde. De waarde van het papier zelf. 


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Aan de slag met paragraaf 2.2. 

Maak blz. 49 opdracht 12, 13, 15 & 20 

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 2.3. Koopkracht verandert. 

Blz. 54 & 55. 

  • Inflatie: Het gemiddelde van alle prijstijgingen van diensten en goederen in een land. Er zijn twee soorten inflatie 
  1. Kosteninflatie: Prijzen stijgen omdat de kosten van bijv. loon, materiaal, energie hoger worden. 
  2. Bestedingsinflatie: Wanneer je als consument meer koopt en de vraag naar producten toeneemt. Er ontstaat schaarste en een producent kan voor een product of dienst meer vragen. 
Maak blz. 55 opdracht 22 & 23. 

Slide 10 - Tekstslide

3HV Pincode H2
3HV Pincode H2 
03
Wat gaan we doen vandaag: 
  • Uitleg bij paragraaf 2.3                        (20 min) 
  • Werken aan de opdrachten                  (20 min) 
  • Bespreken opdrachten                          (5 min) 

Lesdoelen. Wat heb je aan het einde van deze les geleerd. 
  1. Je kunt uitleggen wat inflatie is en je kunt twee soorten koopkracht herkennen. 
  2. Je weet wat koopkracht, reëel inkomen en nominaal inkomen is. 
  3. Je kunt koopkracht verandering berekenen. 

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 2.3. Koopkracht verandert. (blz. 55 t/m 59 
  • Koopkracht: De hoeveelheid goederen en diensten die jij kunt kopen met je inkomen. 
  • Opdracht 24 & 25 (blz. 56) klassikaal. 
  • Nomionaal inkomen: Verandering van je inkomen in euro's 
  • Reëel inkomen: Verandering van je inkomen min de inflatie. 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag met paragraaf 2.3 

Maak opdracht 29, 30 & 32 

Slide 13 - Tekstslide