verkort noteren

Les spelling: verkort

Dikke huisjesslak,
ook jij beklimt de Fuji
– maar langzaam, langzaam.

Issa (1763 – 1828)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les spelling: verkort

Dikke huisjesslak,
ook jij beklimt de Fuji
– maar langzaam, langzaam.

Issa (1763 – 1828)

Slide 1 - Tekstslide


wat weet je van afkortingen?

Slide 2 - Woordweb

planning
Nabespreken werkwoordspelling
hh. spelling
Maak opdracht 1: afkortingen (p. 130)
Uitleg: afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting en symbool. 
spelling algemeen

Slide 3 - Tekstslide

Verkort opshrijven
Welke afkortingen van opdracht 1 (p. 130) ken je al? 
Werk samen  in twee- of drietallen.

Slide 4 - Tekstslide

types: korter noteren
Naast de betekenis van de woorden moet je ook de verschillende soorten van het kort noteren kennen:
afkorting
verkorting
letterwoord
initiaalwoord
symbool

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

herhaling spelling
Let op: je hebt per vraag maar 30 seconden. 

Slide 9 - Tekstslide

Welke is correct gespeld?
A
buggies
B
displays
C
Trixs hoed
D
milieu's

Slide 10 - Quizvraag

Welke is correct gespeld?
A
reünieën
B
kolibrieën
C
kolonieën
D
tragedieën

Slide 11 - Quizvraag

Wat is correct gespeld?
A
s' middags
B
ontplooiing
C
vacuum
D
etagére

Slide 12 - Quizvraag

Wij lijken hier in huis wel de enigen die zich nog druk maken om hygiène.
Wat is incorrect?
A
enigen
B
hygiène

Slide 13 - Quizvraag

Welke is correct?
A
drievijfde van de burgers
B
De 8-urige werkdag
C
13-11-2021
D
drie vier vijfde

Slide 14 - Quizvraag

Correcte spelling?
Werk samen in tweetallen. 
Zoek de fouten op de kopie (o.a. werkwoorden, hoofdletters, aaneen of los schrijven). 
Noteer in de kantlijn wat volgens jullie de correcte spelling is. 

Slide 15 - Tekstslide

lees een verhaal
Al klaar met de verhalen? Bereid dan je pitch vast voor. Kies een van de verhalen van je lijst. Lees dat verhaal nog eens goed door. Bedenk wat je van t verhaal vindt. Gebruik de lijst met literaire begrippen (ELO) om de verschillende onderdelen van het verhaal te analyseren. Zoek info op over de auteur en wat die verder geschreven heeft. 

Slide 16 - Tekstslide

Maak opdracht 2  (p. 131)

Slide 17 - Tekstslide