Rekenen hoofdstuk3

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

          Oefenen voor SE 301 hoofdstuk 3     

Wat neem je mee naar het examen?

Let op:

Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed

Geld twee cijfers achter de komma

Berekeningen altijd opschrijven

Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden

Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

a

€ 1.000 – € 311 = € 689 

b

- € 311 + € 1.157 = € 846 credit

0,8 ÷ 100 × € 41.850 = 0,008 × € 41.850 = € 334,80 per jaar

 € 334,80 × 3 = € 1.004,40

OF ( € 41.850 / 100) x 0,8 = € 334,80 per jaar x 3 = € 1.004,40

Na 1e jaar: 0,25 ÷ 100 × € 5.260 = € 13,15  € 5.260 + € 13,15 = € 5.273,15

  Na 2e jaar: 0,25 ÷ 100 × € 5.273,15 = € 13,18  € 5.273,15 + € 13,18 = € 5.286,33

  Na 3e jaar: 0,25 ÷ 100 × € 5.286,33 = € 13,22  € 5.286,33 + € 13,22 = € 5.299,55

of

Groeifactor is 1 + (0,25 ÷ 100) = 1,0025

   € 5.260 × 1,0025 × 1,0025 × 1,0025 = € 5.299,55

a

0,6 ÷ 100 × € 5.000 × 3 jaar = € 90 rente

b

1 + (0,6 ÷ 100) = 1,006  1,006 × 1,006 × 1,006 × € 5.000 = € 5.090,54

  € 5.090,54 – € 5.000 = € 90,54 rente

c

€ 90,54 – € 90 = € 0,54 meer

b

€ 380,52 ÷ € 699 × 100 = 54,4%

a

48 × € 22,49 – € 699 = € 380,52

a

 275 × 1,09 = 299,75 Amerikaanse dollars

b

150 × 10,38 = 1.557 Marokkaanse dirham

c

750 × 9,84 = 7.380 Noorse kronen

a

1. 500 ÷ 1,60 × € 1 = € 312,50

  2. 250 ÷ 0,88 × € 1 = € 284,09

b

9.500 ÷ 119,80 × € 1 = € 79,30

SUC6!!!