Examentraining H 3 Antwoorden

EXAMENTRAINING HOOFDSTUK 3 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

EXAMENTRAINING HOOFDSTUK 3 

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee naar het examen?
Let op:
Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed
Geld twee cijfers achter de komma
Berekeningen altijd opschrijven
Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden
Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Een echte leervraag.
Mag niet fout gaan op het SE.
Boek bladzijde 70
Een echte leervraag.
Mag niet fout gaan op het SE.
Boek bladzijde 71
A
A
Bijvoorbeeld (één van de volgende):
 - Het geld staat veilig op een betaalrekening.
 - Je hebt een beter overzicht van inkomsten en uitgaven.
 - Je ontvangt rente bij een creditsaldo.

Slide 3 - Tekstslide

Boek bladzijde 74
of
- sparen voor een doel
 - sparen uit voorzorg
 - sparen voor de rente

€ 1.500 + 100 = € 1.600
 (0,9 ÷ 100) + 1 = 1,009
 € 1.600 × 1,009 × 1,009 × 1.009 = € 1.643,59

Slide 4 - Tekstslide

Wat is aflossing ?
Waarom betaal je meer voor een lening?
Boek bladzijde 79
A

Slide 5 - Tekstslide

11 % rente voor 365 dagen.
Hoeveel rente per jaar?
hoeveel is de rente dan voor 25 dagen?
Rente per jaar: 11 ÷ 100 × € 300 = 0,11 × € 300 = € 33
 € 33 ÷ 365 × 25 = € 2,26

Slide 6 - Tekstslide

9.
Boek bladzijde 80
Persoonlijke lening
Je leent een vast bedrag
Vaste maandtermijn
Terugbetalen met een vaste looptijd
Rood staan
Niet van te voren afgesproken bedrag
Geen termijnbedrag
Geen vaste looptijd van terugbetaling
a € 1.000 – € 311 = € 689
 b - € 311 + € 1.157 = € 846 credit

Slide 7 - Tekstslide

10



11
0,8 ÷ 100 × € 41.850 = 0,008 × € 41.850 = € 334,80 per jaar
 € 334,80 × 3 = € 1.004,40

€ 7,44 ÷ € 2.480 × 100% = 0,3%

Slide 8 - Tekstslide

12
of
a
Na 1e jaar: 0,25 ÷ 100 × € 5.260 = € 13,15  € 5.260 + € 13,15 = € 5.273,15
  Na 2e jaar: 0,25 ÷ 100 × € 5.273,15 = € 13,18  € 5.273,15 + € 13,18 = € 5.286,33
  Na 3e jaar: 0,25 ÷ 100 × € 5.286,33 = € 13,22  € 5.286,33 + € 13,22 = € 5.299,55
  Of:
  Groeifactor is 1 + (0,25 ÷ 100) = 1,0025
   € 5.260 × 1,0025 × 1,0025 × 1,0025 = € 5.299,55

b
Spaartegoed na 2 jaar is € 5.286,33 (zie a)
  € 5.286,33 – € 5.260 = € 26,33 rente

Slide 9 - Tekstslide

13
 36 × € 97 – € 3.000 = € 492

Slide 10 - Tekstslide

14
a
48 × € 22,49 – € 699 = € 380,52
b
€ 380,52 ÷ € 699 × 100 = 54,4%

Slide 11 - Tekstslide

15
Weet je het niet meer?
De uitleg staat op de volgende bladzijde.
a
2 ÷ 100 × € 25.000 = 0,02 × € 25.000 = € 500
b
56 × € 500 – € 25.000 = € 3.000
c
Manier 1: € 3.000 ÷ € 25.000 × 100 = 12%
  Manier 2: Hij betaalt 56 × 2% = 112%. De lening is 100%  112% - 100% = 12%

d
De rente in de 1e maand is (0,4 ÷ 100 × € 15.000) = € 60
  De aflossing is in de 1e maand € 300 – € 60 = € 240
  Schuld na 1e maandbetaling: € 15.000 – € 240 = € 14.760

Slide 12 - Tekstslide

Bereken voor een doorlopend krediet van € 5.000 de vragen a t/m d

Slide 13 - Tekstslide

16
a
275 × 1,09 = 299,75 Amerikaanse dollars
b
150 × 10,38 = 1.557 Marokkaanse dirham
c
750 × 9,84 = 7.380 Noorse kronen 

Slide 14 - Tekstslide

17
a
1. 500 ÷ 1,60 × € 1 = € 312,50
  2. 250 ÷ 0,88 × € 1 = € 284,09

b
9.500 ÷ 119,80 × € 1 = € 79,30

Slide 15 - Tekstslide