Herhalingsles H3 De bank en jouw geld 3 BASIS

Herhalingsles H3
De bank en jouw geld
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles H3
De bank en jouw geld

Slide 1 - Tekstslide

Mededeling
Maandag 12 december 10.45 - 11.30 formatieve toets H3 op laptop/ Ipad

Je bent hier zelf verantwoordelijk voor! Je regelt dat je kunt inloggen, je hebt je eigen laptop/ Ipad mee of je regelt het bij de mediatheek. Heb je het niet zie ik je woensdag 14 december om 09.00 uur!

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je kennen H3.1 en H3.2?
  1. Verschil directe en indirecte ruil
  2. De 3 geldfuncties en je kunt voorbeelden geven
  3. Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken
  4. Vier manieren van elektronisch betalen 
  5. 3 spaarmotieven
  6. Welke spaarrekeningen er zijn
  7. Hoe je rente over een of meerdere jaren berekent
  8. Hoe je rente over een of meerdere maanden berekent

Slide 3 - Tekstslide

Directe ruil

= je ruilt een goed of dienst tegen iets anders zonder geld te gebruiken.
Indirecte ruil

= Ruil waarbij je geld als ruilmiddel gebruikt. Je koopt dus iets.

Slide 4 - Tekstslide

Geldfuncties

Slide 5 - Tekstslide

Nieuw saldo berekenen
oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
-----------------
nieuw saldo
+ Positief saldo, 
in de plus


- Negatief saldo rood staan          

Slide 6 - Tekstslide

Elektronisch betalen
Voorbeelden zijn:
  • Contactloos betalen 
  • Online betalen
  • Bank-app
  • Creditcard
Telefoon of pinpas
IDEAL
Bankieren app
Dan leen je geld van de creditcardmaatschappij. Hiervoor betaal je een hoge rente. Voor een creditcard moet je minimaal 18 jaar zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Spaarmotieven
1. Sparen voor een doel
2. Sparen uit voorzorg
3. Sparen voor de rente

Slide 8 - Tekstslide

Spaarrekening
= Een gewone spaarrekening, zoals een jongerenspaarrekening.





Verschil met spaardeposito:
  • De rente kan veranderen en is vaak lager dan een spaardeposito
  • Je kunt geld storten en opnemen wanneer je wilt.
Spaardeposito
= Een spaarrekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vast rentepercentage.




Verschil met een spaarrekening:
  • Hogere rente dan spaarrekening
  • Kunt het niet elk moment van de rekening afhalen en dus niet uitgeven

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld rente berekenen meerdere jaren
Lotte heeft €45.000 op een spaarrekening staan. De rente is 0,8%. Bereken de rente na 3 jaar.

  1. 0,8 : 100 x 45.000 = €360   of     45.000 : 100 x 0,8 = €360
  2. 360 x 3 = €1080.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld rente berekenen meerdere maanden
Lotte heeft €2.000 op een spaarrekening staan. De rente is 0,5%. Bereken de rente na 7 maanden.

  1. 0,5 : 100 x 2.000 = €10     of     2.000 : 100 x 0,5 = €10
  2. €10 : 12 x 7 = €5,83
12 maanden in 1 jaar
Je rekent altijd eerst terug naar 1 maand.
Rente
Rente wordt meestal per jaar gegeven.

Slide 13 - Tekstslide

Wat moet je kennen H3.3 en H3.4?
  1. 4 leenmotieven
  2. Hoe je de kosten van een lening bereken
  3. Soorten leningen
  4. Koop op afbetaling
  5. Wanneer is het zinvol om iets te verzekeren?
  6. Verzekeringspremie opzoeken of berekenen
  7. Totale verzekeringskosten berekenen
  8. Schadevergoeding berekenen

Slide 14 - Tekstslide

Leenmotieven

Slide 15 - Tekstslide

Een lening kost geld
Krediet = is een ander woord voor lening.
Kredietkosten = Alles wat je meer terugbetaalt dan het geleende bedrag

Slide 16 - Tekstslide

Kredietkosen

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld kredietkosten berekenen
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening = kredietkosten
  1. Bereken de kredietkosten van €4000,- en 3 jaar
  2. (3 x 12 x 128,95) - 4000 = €642,20

Slide 18 - Tekstslide

Kredietvormen
Een consumptief krediet is een lening voor de aanschaf van consumptiegoederen, zoals een keuken of een caravan.

Kredietvormen:






Slide 19 - Tekstslide

Koop op afbetaling
Koop op afbetaling: je hoeft niet alles in één keer te betalen. Je betaalt achteraf in termijnen, je leent het aankoopbedrag van de verkoper.


Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld koop op afbetaling
Je kunt deze tv kopen op afbetaling.
Bij een afbetalingsperiode van 36 maanden
betaal je €26 per maand. Bereken hoeveel je 
dan meer betaalt, dan als je de tv in één keer 
betaalt.

  1. 36 x 26 = €936
  2. 936 - 880 = €56


€880
Of betaal in gemakkelijke maandelijkse termijnen over een periode van drie jaar

Slide 21 - Tekstslide

Waarom verzeker je?
Je kan iets alleen verzekeren tegen een onzeker voorval, oftewel iets waarvan je niet weet wanneer en of dat ooit zal gebeuren. 

Hoe werkt een verzekering?
Premie betalen: afhankelijk van risico en aantal verzekerde mensen


Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 5 blz. 83

Slide 23 - Tekstslide

Verzekeringskosten

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide