Lesson Monday 11 October

Emile
Arda
Lynn
Moreno
Humeyra
George 
Mart
Selin
Iris
Cristiano
Sander
Celeste 
Floortje
Paris 
Jan
Batool
Gijs
Younes 
Zohal
Ezgi
Teacher
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
English

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Emile
Arda
Lynn
Moreno
Humeyra
George 
Mart
Selin
Iris
Cristiano
Sander
Celeste 
Floortje
Paris 
Jan
Batool
Gijs
Younes 
Zohal
Ezgi
Teacher

Slide 1 - Tekstslide

Jason
Anna
Aycan 
Milan
Nora
Aya
Iara
Brandon
Sevval
Adriano
Shanna
Britt
Evelyn
Qiunn
Britt
Joyja
Tycho
Ruben
Merda
Dealynn
Kaylee
Merve
Zeynep
Teacher

Slide 2 - Tekstslide

Today
  • CNN 10 minutes 
  • Ex 30 , 32 "The K-pop cover-up"
  • Vocab 64 t/m 66
  • Task in Teams 

Slide 3 - Tekstslide

Watch CNN
You know what to do!

Slide 4 - Tekstslide

Reading -language time 
Ex 30 finish up
Ex 32 difference between adjectives and adverbs 
First some feedback/instructions :

Slide 5 - Tekstslide

Q. 4 A (l 70-75)

Slide 6 - Tekstslide

Q 5 D reluctant=didn't want to (l74-76)

Slide 7 - Tekstslide

Q 6 C (to mass-produce pop stars)

Slide 8 - Tekstslide

Q 8 B (so)
So = conclusion (that's why) 

Slide 9 - Tekstslide

Now 
Listen to the explanation, discuss the answers with your "buddy".
1 laptop per couple 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

We live in a SAFE neighbourhood.
Waar zegt SAFE iets over?
A
mens, dier of ding
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quizvraag

She drives SAFELY.
Waar zegt SAFELY iets over?
A
mens, dier of ding
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

My dad is a REALLY strong man.
Waar zegt REALLY iets over?
A
mens, dier of ding
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Zegt iets over
gebruik
Voorbeeld
mens, dier, ding
BN (adjective)
She is a nice girl.
This girl is nice.
werkwoord
BW (adverb)
(BN + ly)
That was nicely done.
She acted nicely.
BN
BW (adverb)
(BN + ly)
She is an extremely nice girl.
Let op: soms hebben bijwoorden een eigen vorm: fast (geen -ly erbij) , very, well (van good)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Moet hier een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord:
He is wearing ____ pants.
A
Old
B
Elderly

Slide 20 - Quizvraag

Moet hier een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord:
It is _____ hot today!
A
Real
B
Really

Slide 21 - Quizvraag

Moet hier een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord:
The car drove _____ _____
A
Slowly extremely
B
Extremely slowly

Slide 22 - Quizvraag

The door _____ opens
She is wearing a ______ dress.
The car ______ drives up the hill
He sings ________
It is ________ one o'clock
Automatically
Beautifully
Slowly
Beautiful
Exactly

Slide 23 - Sleepvraag

Now what 
Do ex 30 
Do ex 32 (A, B)

Slide 24 - Tekstslide

Vocabulary
64.1
64.2
64.3
65.1
65.2
66.1
66.2
66.4

Slide 25 - Tekstslide