Chapitre 1 connecté

Mardi 23 août
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mardi 23 août

Slide 1 - Tekstslide

vertaal:
1. de jongere
2. ten minste
3.in het begin
4. het account

Slide 2 - Open vraag

Vertaal :
1. het wachtwoord
2. het bord:
3; jij volgt

Slide 3 - Open vraag

vertaal naar het Nederlands:
1. Tu publies beaucoup de photos?
2. tu suis aussi des personnes connues?

Slide 4 - Open vraag

traduis:
1. Ik volg geen sterren
2. Ik volg veel zangers.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les sacs sont (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelles
C
nouvelle
D
nouveaux

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm en de plaats:
Les .........sacs......... (nieuw)
A
les nouveaux sacs
B
les nouvelles sacs
C
les nouvelles sacs
D
les sacs nouveaux

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vorm en de plaats :
Mon ...........grand-père...... (oude)
A
Mon grand - père vieux
B
Mon père - vieille
C
Mon grand -père- vieilles
D
Mon vieux grand- père

Slide 16 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden op -re
Voorbeelden van werkwoorden op -re: 
vendre (verkopen), rendre (teruggeven), attendre (wachten), répondre (antwoorden), descendre (uitstappen), perdre (verliezen).

Slide 17 - Tekstslide

le présent = Tegenwoordig Tijd
De stam van de regelmatige werkwoorden op -re krijg je door -re weg te laten. Zet de uitgang achter de stam. 
Répondre = antwoorden
Je réponds = ik antwoord
Tu réponds = jij antwoordt
Il/elle/on répond = hij/zij antwoordt, men antwoordt
Nous répondons = wij antwoorden
Vous répondez = u antwoordt, jullie antwoorden
Ils/elles répondent = zij antwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid tijd= Passé composé 
Let op! Het voltooid deelwoord (passé composé) van de werkwoorden op -re eindigt op een -u.
Tu as entendu cela? = Heb je dat gehoord?
Il a rendu le livre? = Heeft hij het boek teruggegeven?

Slide 19 - Tekstslide

welk antwoord klopt?
A
Je répond à ta question
B
Je réponde à ta question
C
Je réponds à ta queston

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Vous vendrez la maison?
B
Vous vendez la maison?
C
Vous vendent la maison?

Slide 21 - Quizvraag

Zij hebben de wedstrijd verloren.
A
ils ont perdé le match
B
ils ont perdre le match
C
ils ont perdu le match

Slide 22 - Quizvraag

vertaal:
Hij wacht (attendre)

Slide 23 - Open vraag

vertaal:
zij antwoorden (répondre)

Slide 24 - Open vraag

Vertaal:
Jij hebt teruggegeven (rendre)

Slide 25 - Open vraag