Economie 3v H2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

1. Een handelsonderneming koopt en verkoopt goederen, zonder deze te bewerken.
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quizvraag

2.De variabele kosten zijn niet afhankelijk van de productieomvang.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

3. Klaus heeft een cadeauwinkel. Dinsdag verkoopt Klaus 123 stukken speelgoed en 18 computergames.
De prijs van speelgoed is € 8, een game is € 17.

Bereken het totoale bedrag dat de klanten aan de cadeauwinkel betalen op dinsdag. Hoeveel procent van het totale bedrag is betaald voor speelgoed?

Slide 4 - Open vraag

4. Welke kosten heeft de cadeauwinkel? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Huur van het pand
B
Vervoerskosten
C
Loon van het personeel
D
Verlichting van de winkel

Slide 5 - Quizvraag

5. Welke kosten zullen toenemen als de cadeauwinkel meer producten verkoopt? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Huur van het pand
B
Vervoerskosten
C
Loon van het personeel
D
Verlichting van de winkel

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

6. De brutowinst is het verschil tussen de omzet inclusief btw en de inkoop.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

7. De nettowinst is gelijk aan de brutowinst min de kosten.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

8. De totale omzet van Piet is € 27.917,40 inclusief BTW.
Bereken de totale omzet exclusief BTW.

Slide 10 - Open vraag

9. Wat is de break-even afzet?
A
5.000
B
50.000
C
2.500.000
D
5.000.000

Slide 11 - Quizvraag

10. Hoe groot is de maximale winst?
A
5 miljoen
B
1 miljoen
C
4 miljoen
D
3 miljoen

Slide 12 - Quizvraag

11. Wat is een nadeel van een VOF? (meerdere antwoorden mogelijk)

A
Iedere firmant is hoofdelijk aansprakelijk
B
Eigenaren zijn beperkt aansprakelijk

Slide 13 - Quizvraag

12. Bij een eenmanszaak kan maar één persoon werken
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

13. Welke P van de marketingmix past dit bedrijf hier toe?
A
Product
B
Plaats
C
Prijs
D
Promotie

Slide 15 - Quizvraag

14. Welke P van de marketingmix past dit bedrijf hier toe? (Online bestellen)
A
Product
B
Plaats
C
Prijs
D
Promotie

Slide 16 - Quizvraag

15. Welke P van de marketingmix past dit bedrijf hier toe?
A
Product
B
Plaats
C
Prijs
D
Promotie

Slide 17 - Quizvraag

16. Welke P van de marketingmix past dit bedrijf hier toe?
A
Product
B
Plaats
C
Prijs
D
Promotie

Slide 18 - Quizvraag

17. Omzet - inkoopwaarde van de omzet = nettowinst

A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

18. Een handelsonderneming verkoopt een product:

* Verkoopprijs € 6,- per stuk
* Maximale productiecapaciteit 100.000
* Contante kosten € 50.000 per maand
* In elk verkocht eindproduct zit 2 kg grondstof
* Inkoopprijs is € 2,- per kilogram
* Overige variabele kosten zijn € 1,- per product
BEREKEN HOE HOOG DE WINST PER MAAND MAXIMAAL KAN WORDEN
A
€ 30.000
B
€ 40.000
C
€ 50.000
D
€ 60.000

Slide 20 - Quizvraag

18. Bereken of de liquiditeit in het jaar 2009 is verbeterd of verslechterd
A
Verbeterd met 752%
B
Verbeterd met 1088%
C
Verslechterd met 752%
D
Verslechterd met 1088%

Slide 21 - Quizvraag

19. Berekend of de solvabiliteit in jaar 2009 is verbeterd of verslechterd
A
Verbeterd met 19,2%
B
Verbeterd met 20,4%
C
Verslechterd met 20,1%
D
Verslechterd met 20,4%

Slide 22 - Quizvraag

20. Dit bedrijf overweegt om op 1 januari 2010 een machine van € 350.000 aan te schaffen.
Ze hebben gevraagd bij de bank of ze geld kunnen leven voor aanschaf. Dat is mogelijk indien de solvabiliteit niet onder 50% komt te liggen.

Bereken welk bedrag er maximaal bij de bank geleend kan worden.
A
€ 210.000
B
€ 339.000
C
€ 363.000
D
€ 717.000

Slide 23 - Quizvraag

21. Bij een BV krijgt zowel de aandeelhouders als de directie winst.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide