Tekstverbanden-signaalwoorden-wk7

Tekstverbanden en signaalwoorden
mavo 4 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden en signaalwoorden
mavo 4 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 3 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Aan een signaalwoord

zie je met welk tekstverband

je te maken hebt.


Dit is niet alleen handig voor 'Nederlands', maar juist ook voor ges, mk, eco, bio, Eng 

Slide 4 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Leer ze uit je hoofd. Omcirkel ze steeds als we binnenkort gaan oefenen in de examenbundel.
(niet in het leerboek)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?


1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.

2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.

3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?

4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Slide 25 - Tekstslide

We hebben Martijn gevraagd de spelregels van handbal uit te leggen omdat hij dat goed kan. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als handbalcoach.
___________
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 26 - Quizvraag

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.
________
___________
___
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 27 - Quizvraag

Ik ben van mening dat we dit verslag anders moeten opstellen, maar daar denkt mijn klasgenoot anders over.
______
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 28 - Quizvraag

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem nou Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
_________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 29 - Quizvraag

Mijn oom kwam in een lange file terecht, waardoor hij te laat op de receptie kwam.
__________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 30 - Quizvraag

Net zoals vorig jaar dreigen leerlingen in klas 4 in tijdnood te komen bij het project Feit-Fictie.
_________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 31 - Quizvraag

Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
___
A
Reden
B
Voorwaarde
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 32 - Quizvraag

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
________
A
Reden
B
Vergelijking
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 33 - Quizvraag

Om op tijd bij de visboer te zijn, wil Jan de fiets van zijn broer lenen.
____
A
Reden
B
Chronologie
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 34 - Quizvraag

Het is al laat, dus moet Karim hard fietsen.
____
A
Reden
B
Opsomming
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 35 - Quizvraag

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.

A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 36 - Quizvraag

Welk signaalwoord past in de zin: In een democratie zijn er behalve verkiezingen, ........... vrijheid van meningsuiting en vrije pers.

A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 37 - Quizvraag

Welk signaalwoord past in de zin:
Een appel is ................................ tot een banaan rond en hard.

A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve

Slide 38 - Quizvraag

Welk signaalwoord past in de zin:
Iedere partij heeft een eigen mening over het onderwijs, .... de leraren moeten meer salaris krijgen.
(voorbeeld - toelichting)
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 39 - Quizvraag

Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
(redegevend)
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 40 - Quizvraag

Welk signaalwoord past in de zin:
..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.
Samenvatting / conclusie
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 41 - Quizvraag

GELEERD?


- je kunt met behulp van signaalwoorden verschillende verbanden
in een tekst herkennen en begrijpen
tekstverbanden 
en signaalwoorden

Slide 42 - Tekstslide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 43 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 44 - Open vraag