1A2 le 25 juin

Les sports!
Je pakt voor je:

- schrift
- pen
- laptop (lessonup)

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les sports!
Je pakt voor je:

- schrift
- pen
- laptop (lessonup)

Slide 1 - Tekstslide

les sports en français

Slide 2 - Woordweb

Les sports en français :
le basket, le volley, le foot
le rugby, le football américain
le judo, le karaté, le kung-fu,
le tir à l'arc, le vélo, le cheval
la danse, la gymnastique, la natation,
l'athlétisme, l'escalade, l'équitation

Slide 3 - Tekstslide

Tu fais quel sport?
Je fais du jogging.

Il fait du cheval.

Vous faites du basket?
Non, nous faisons du foot.


Slide 4 - Tekstslide

Faire
je fais
tu fais
il/ elle/ on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Faire du sport = sporten
Vorm van 'Faire'  +
DU / DE LA / DE L' +
sport

je fais de la natation = ik zwem
tu fais du foot = jij voetbalt

Slide 7 - Tekstslide

je fais du / de la /de l' 
du met mannelijke sportnamen

 
de la met vrouwelijke sportnamen


de l'   als de sportnaam met een klinker / stomme h begint


Slide 8 - Tekstslide

Je fais ......foot
A
de la
B
du
C
de l'

Slide 9 - Quizvraag

Tu fais.....natation
A
du
B
de l'
C
de la

Slide 10 - Quizvraag

Claudine fait ..... escalade
A
de la
B
de l'
C
du

Slide 11 - Quizvraag

Vous .....du tennis
A
fais
B
faitez
C
faisez
D
faites

Slide 12 - Quizvraag

Béatrice ......du ski.
A
faite
B
fais
C
fai
D
fait

Slide 13 - Quizvraag

Tu .....du hockey sur glace.
A
faise
B
faites
C
fais
D
fait

Slide 14 - Quizvraag

Odette et sa soeur ..... de la gym.
A
fait
B
font
C
faites
D
faisons

Slide 15 - Quizvraag

Léon et Aurélie .....de la danse.
A
vont
B
sont
C
font
D
ont

Slide 16 - Quizvraag

Nous .....du badminton.
A
font
B
vont
C
sommes
D
faisons

Slide 17 - Quizvraag

Elle fait quel sport ?
Bedenk zelf de Franse zin...

Schrijf in je schrift!


Slide 18 - Tekstslide

 Ils font quoi ?
Bedenk zelf de Franse zin...
sport stond in de lijst aan het begin... 

Schrijf in je schrift!

Slide 19 - Tekstslide

Et toi, tu fais quel sport ?
Schrijf in het Frans in je schrift welk sport jij doet. 

Slide 20 - Tekstslide

vertaal in het Frans : ik zwem

Slide 21 - Open vraag

Vertaal : zij voetballen (vr)

Slide 22 - Open vraag

Vertaal : Victor tennist

Slide 23 - Open vraag

Vertaal : Jij hockeyt

Slide 24 - Open vraag

Vertaal : wij fietsen

Slide 25 - Open vraag

Bedenk drie Franse zinnen
- C'est qui?
- Quel sport?
- Quand?

Oscar fait du basket le mardi.

Slide 26 - Tekstslide