faire du sport chapitre 6

Tu fais du sport ?
In deze les ga jij de namen van de sporten in het Frans leren en dan kun je straks ook vertellen welke sporten jij  beoefent.
Chapitre 6 GL Bron C
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Tu fais du sport ?
In deze les ga jij de namen van de sporten in het Frans leren en dan kun je straks ook vertellen welke sporten jij  beoefent.
Chapitre 6 GL Bron C

Slide 1 - Tekstslide

les sports en français

Slide 2 - Woordweb

Les sports en français
on lit ensemble :
le basket, le volley, le foot
le rugby, le football américain
le judo, le karaté, le kung-fu
le cricket, le base-ball, le tir à l'arc 
le rafting, le canoé
la danse, la gymnastique
la crosse, la natation, la course  
l'athlétisme, l'équitation, l'aviron 

Slide 3 - Tekstslide

C'est quel sport ?
A
le surf
B
la planche à voile
C
le kite-surf
D
le parapente

Slide 4 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
le jeu de boules
B
le badminton
C
l'escrime
D
le tennis

Slide 5 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
la natation
B
le water polo
C
le polo
D
le pool

Slide 6 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
la crosse
B
le badminton
C
le tennis
D
le jeu de raquettes

Slide 7 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
le kungfu
B
le taekwondo
C
le karaté
D
l'aéro-kick

Slide 8 - Quizvraag

C'est quel sport ?
A
l'alpinisme
B
le deltaplane
C
le parapente
D
saut en parachute

Slide 9 - Quizvraag

Bron C Grammaire. Le verbe Faire . T.B. Blz. 80
je fais
tu fais
il/ elle/ on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Faire du sport = sporten
Om te vertellen in het Frans  welk sport jij beoefent
 gebruik jij een vorm van 
FAIRE  +
DU / DE LA / DE L' 
je fais de la natation = ik zwem
tu fais du foot = jij voetbalt
...etc  

Slide 12 - Tekstslide

je fais du / de la /de l' 
du met mannelijke sportnamen

 
de la met vrouwelijke sportnamen


de l'   als de sportnaam met een klinker / stomme h begint


Slide 13 - Tekstslide

Je fais ......foot
A
de la
B
du
C
de l'

Slide 14 - Quizvraag

Tu fais.....natation
A
du
B
de l'
C
de la

Slide 15 - Quizvraag

Claudine fait .....équitation
A
de la
B
de l'
C
du

Slide 16 - Quizvraag

Nous faisons.....taekwondo
A
du
B
de la
C
de l'

Slide 17 - Quizvraag

Vous .....du tennis
A
fais
B
faitez
C
faisez
D
faites

Slide 18 - Quizvraag

Béatrice ......du ski.
A
faite
B
fais
C
fai
D
fait

Slide 19 - Quizvraag

Tu .....du hockey sur glace.
A
faise
B
faites
C
fais
D
fait

Slide 20 - Quizvraag

Odette et sa soeur ..... de la gym.
A
fait
B
font
C
faites
D
faisons

Slide 21 - Quizvraag

Léon et Aurélie .....de la danse.
A
vont
B
sont
C
font
D
ont

Slide 22 - Quizvraag

Faire 
être       avoir        aller       faire
ils sont   ils ont    ils vont     ils font
Oh là là !!!
Hoe kun jij alles onthouden ?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

être

het werkwoord met 
3 x s s s
Je suis
Nous sommes 
Ils / elles sont
avoir 

het rijtje begint
altijd
met een klinker 
J'ai, tu as, il a
nous avons, vous avez, 
ils/elles ont

Slide 26 - Tekstslide

aller

het werkwoord met de
V
je vais, tu vas, il va
nous allons, vous allez
ils vont 
faire

het werkwoord met 
F
fais, fais, fait,
faisons, faites, 
font

Slide 27 - Tekstslide

Je ..... du shopping à Valkenburg.
A
vais
B
fais

Slide 28 - Quizvraag

Flora et Sonia .....au collège.
A
vont
B
font

Slide 29 - Quizvraag

Sonia et Noémie .....des devoirs.
A
font
B
vont

Slide 30 - Quizvraag

Il .....chaud [ het is warm/het weer].
A
est
B
fait

Slide 31 - Quizvraag

Ta nationalité : tu .....français ?
A
fais
B
as
C
es
D
vas

Slide 32 - Quizvraag

Pierre et Sylvain ....un grand jardin.
A
sont
B
ont
C
vont

Slide 33 - Quizvraag

Ton frère, il .....quel âge ?
A
a
B
est
C
fait
D
va

Slide 34 - Quizvraag

Nous .....du badminton.
A
font
B
vont
C
sommes
D
faisons

Slide 35 - Quizvraag

vertaal in het Frans : ik zwem

Slide 36 - Open vraag

Vertaal : zij [ vrouw] voetballen

Slide 37 - Open vraag

Vertaal : Victor tennist

Slide 38 - Open vraag

Vertaal : Jij hockeyt.

Slide 39 - Open vraag

Vertaal : wij fietsen

Slide 40 - Open vraag

Neem nu iets om te schrijven
Jij gaat Franse zinnen schrijven over verschillende sporten

Slide 41 - Tekstslide

A/ Qu'est-ce qu'ils font ?
Bedenk zelf de Franse zin...

Slide 42 - Tekstslide

 B / Ils font quoi ?
Bedenk zelf de Franse zin...
sport stond in de lijst aan het begin... 

Slide 43 - Tekstslide

C/ Qu'est-ce elles font ? 
Bedenk zelf de Franse zin...
sport stond in de lijst...

Slide 44 - Tekstslide

D/ Il fait quoi ?
En français ...

Slide 45 - Tekstslide

Et toi, tu fais quel sport ?
Schrijf in het Frans welk sport jij beoefent...

Slide 46 - Tekstslide