T3 H3: Mutatie en epigenetische modificatie

Thema 3, Hoofdstuk 3: 

Mutatie en epigenetische modificatie




Mevr. C. De Bremaecker
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 3, Hoofdstuk 3: 

Mutatie en epigenetische modificatie




Mevr. C. De Bremaecker

Slide 1 - Tekstslide

Welk mechanisme dat genexpressie beïnvloedt heeft niet plaats in de celkern?
A
DNA methylering
B
Histonenacetylering
C
micro-RNA

Slide 2 - Quizvraag

Bij een epigenetische modificatie wordt enkel de genexpressie beïnvloed.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

1. Genen versus omgeving

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

GE



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat is het verschil tussen een modificatie en een mutatie?
A
een modificatie is erfelijk, een mutatie niet
B
een mutatie is erfelijk, een modificatie niet
C
een mutatie is een verandering in het fenotype, een modificatie een verandering in het genotype
D
een mutatie is een verandering in het genotype, een modificatie een verandering in het fenotype

Slide 11 - Quizvraag

Het verschil in bouw tussen de werksters en de koningin in een bijenkolonie is een voorbeeld van ...
A
een niet-erfelijke modificatie
B
een epigenetische modificatie
C
een niet-erfelijke mutatie
D
een erfelijke mutatie

Slide 12 - Quizvraag

Een epigenetische modificatie is steeds erfelijk
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

3. Epigenetische modificaties
=  wijzigingen in de methylgroepen op de nucleotiden of de histoneiwitten waarrond DNA gewikkeld zit. 
(zie H2)

Slide 14 - Tekstslide

!!!!! enkel in gameten

Slide 15 - Tekstslide

Wetenschappers bestuderen enerzijds het doorgeven van modificaties van moedercel op dochtercel (gameten!) en anderzijds het doorgeven over meerdere generaties heen.
Transgenerational Epigenetic Inheritance (TGEI)

Slide 16 - Tekstslide

Het is belangrijk om te weten dat epigenetische veranderingen vaak omkeerbaar zijn, en dat ze vaak afhankelijk zijn van externe factoren. Niet alle epigenetische modificaties zijn dus permanent of gegarandeerd erfelijk, en de mate van overerving kan variëren afhankelijk van de aard van de modificatie en de context.

Slide 17 - Tekstslide

3.1 Niet-erfelijke EM

Slide 18 - Tekstslide

3.2 Erfelijke EM

Slide 19 - Tekstslide

3.2 Erfelijke EM
 kunnen via herprogrammering deels "gewist" of aangepast worden, 
maar sommige wijzigingen kunnen blijven bestaan, wat invloed heeft op de overerving van bepaalde eigenschappen

Slide 20 - Tekstslide

3.2 Erfelijke EM
?

Slide 21 - Tekstslide

3.2 Erfelijke EM

Slide 22 - Tekstslide

2. Mutaties
= erfelijke wijzigingen in de basensequentie van het DNA. 
Ze komen voor in zowel de coderende als 
de niet-coderende delen van het DNA.
OORZAAK
ORGANISATIENIVEAU
EFFECT

Slide 23 - Tekstslide

2.3 Indeling op basis van effect
WINST
evolutie: nieuwe
eigenschappen
NEUTRAAL
gen niet actief

gen niet coderend

gedegenereerde code

VERLIES
eiwit werkt niet of minder

Slide 24 - Tekstslide

is de norm bij zoogdieren

! NATUURLIJKE SELECTIE !
LACTOSE-INTOLERANTIE 
= de norm bij zoogdieren

! NATUURLIJKE SELECTIE !
WINST

Slide 25 - Tekstslide

Neutraal

Slide 26 - Tekstslide

Verlies

Slide 27 - Tekstslide

2.1 Indeling op basis van oorzaak

Slide 28 - Tekstslide

A. Spontane mutaties
- DNA-polymerase
- Hydrolyse van een base
- Deaminering
- Breuken in het DNA

Slide 29 - Tekstslide

DNA-polymerase

Wanneer een fout niet hersteld wordt, wordt ze bij de celdeling doorgegeven aan de dochtercellen.



Slide 30 - Tekstslide

Hydrolyse van een base

Slide 31 - Tekstslide

Gevolg hydrolyse base

Slide 32 - Tekstslide

Deaminering

Slide 33 - Tekstslide

Gevolg deaminering

Slide 34 - Tekstslide

Breuken in de nucleotidestrengen

--> chromosoommutaties

Slide 35 - Tekstslide

B. Geïnduceerde mutaties
- Ioniserende stralingen
- UV-straling
- Specifieke moleculen

Slide 36 - Tekstslide

Ioniserende stralingen

= zorgen ervoor dat er in ons lichaam vrije radicalen ontstaan.

vrije radicalen:  moleculen met een vrij elektron. 

Bij de DNA-molecule kan een ontmoeting met een vrij radicaal leiden tot een breuk in de suikerfosfaatruggengraat

Slide 37 - Tekstslide

UV-straling

Slide 38 - Tekstslide

Specifieke moleculen

mutagenen
vb. Benzopyreen in sigarettenrook en in uitlaatgassen

Slide 39 - Tekstslide


mutagenen

Slide 40 - Tekstslide

2.2 Indeling op basis van organisatieniveau

Slide 41 - Tekstslide

A. Genmutaties

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

B. Chromosoommutaties

Slide 44 - Tekstslide

C. Genoommutaties

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Klinefeltersyndroom

Slide 50 - Tekstslide

Turner syndroom

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide