T3 H3: Mutatie en epigenetische modificatie

Thema 3, Hoofdstuk 3: 

Mutatie en epigenetische modificatie




Mevr. C. De Bremaecker
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 3, Hoofdstuk 3: 

Mutatie en epigenetische modificatie




Mevr. C. De Bremaecker

Slide 1 - Tekstslide

Bij een epigenetische modificatie wordt enkel de genexpressie beïnvloed.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Welk mechanisme dat genexpressie beïnvloedt heeft niet plaats in de celkern?
A
DNA methylering
B
Histonenacetylering
C
micro-RNA

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

1. Genen versus omgeving

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

GE



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat is het verschil tussen een modificatie en een mutatie?
A
een modificatie is erfelijk, een mutatie niet
B
een mutatie is erfelijk, een modificatie niet
C
een mutatie is een verandering in het fenotype, een modificatie een verandering in het genotype
D
een mutatie is een verandering in het genotype, een modificatie een verandering in het fenotype

Slide 11 - Quizvraag

Een epigenetische modificatie is steeds erfelijk
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Het verschil in bouw tussen de werksters en de koningin in een bijenkolonie is een voorbeeld van ...
A
een niet-erfelijke modificatie
B
een epigenetische modificatie
C
een niet-erfelijke mutatie
D
een erfelijke mutatie

Slide 13 - Quizvraag

3. Epigenetische modificaties
=  wijzigingen in de methylgroepen op de nucleotiden of de histoneiwitten waarrond DNA gewikkeld zit. 

Ze kunnen erfelijk of niet-erfelijk zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Wetenschappers bestuderen enerzijds het doorgeven van modificaties van moedercel op dochtercel en anderzijds het doorgeven over meerdere generaties heen.

Slide 15 - Tekstslide

3.1 Niet-erfelijke EM

Slide 16 - Tekstslide

3.2 Erfelijke EM

Slide 17 - Tekstslide

3.2 Erfelijke EM
?

Slide 18 - Tekstslide

3.2 Erfelijke EM

Slide 19 - Tekstslide

2. Mutaties
= erfelijke wijzigingen in de basensequentie van het DNA. 
Ze komen voor in zowel de coderende als 
de niet-coderende delen van het DNA.
OORZAAK
ORGANISATIENIVEAU
EFFECT

Slide 20 - Tekstslide

2.1 Indeling op basis van oorzaak

Slide 21 - Tekstslide

A. Spontane mutaties
- DNA-polymerase
- Hydrolyse van een base
- Deaminering
- Breuken in het DNA

Slide 22 - Tekstslide

DNA-polymerase

Slide 23 - Tekstslide

Hydrolyse van een base

Slide 24 - Tekstslide

Deaminering

Slide 25 - Tekstslide

Breuken in de nucleotidestrengen

Slide 26 - Tekstslide

B. Geïnduceerde mutaties
- Ioniserende stralingen
- UV-straling
- Specifieke moleculen

Slide 27 - Tekstslide

2.2 Indeling op basis van organisatieniveau

Slide 28 - Tekstslide

A. Genmutaties

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

B. Chromosoommutaties

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 
to do

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

C. Genoommutaties

Slide 39 - Tekstslide

C. Genoommutaties

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

2.3 Indeling op basis van effect
WINST
evolutie: nieuwe
eigenschappen
NEUTRAAL
gen niet actief

gen niet coderend

gedegenereerde code

VERLIES
eiwit werkt niet of minder

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide