A: Airway – luchtweg (keel)
Wanneer weet je nu of de Airway ‘bedreigd’ is? Waar merk je dat aan? Wat kun je vragen?
Afwijkend bij hoorbare inademing (inspiratoire stridor) dan mogelijk geblokkeerd
Patiënt kan blauw aanlopen (cyanose)
Patiënt laat speeksel lopen
B: Breathing – longen
Wanneer weet je nu of de breathing ‘bedreigd’ is? Waar merk je dat aan? Wat kun je vragen?
Afwijkend bij ernstig kortademig/benauwd, slechts enkele woorden achter elkaar kunnen spreken; patiënt zit rechtop
Patiënt kan blauw aanlopen (cyanose)
C: Circulation – bloedsomloop
Wanneer weet je nu of de circulation ‘bedreigd’ is? Waar merk je dat aan? Wat kun je vragen?
Afwijkend bij grauw, blauw, massale bloeding, ledemaat bleek, niet reageren, koud, klam, snelle pols
D: Disability – bewustzijn en/of verlammingsverschijnselen/neurologische uitval
Afwijkend bij niet bewustzijn, niet alert reageren (AVPU) Hoe helder is patiënt?
A: Reageert alert, is wakker
V: Reageert op aanspreken
P: Reageert op schudden/pijnprikkel
U: Reageert niet
E: Exposure – omgeving
Wanneer weet je nu of de exposure ‘bedreigd’ is? Waar merk je dat aan? Wat kun je vragen?
Afwijkend bij niet veilige omgeving
Denk aan: paniek, geweldsdreiging, rook/brand, giftige dampen/gassen