Past simple, present perfect & past continuous

Past Simple
Present Perfect
OR
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Past Simple
Present Perfect
OR

Slide 1 - Tekstslide

Doel



De past simple, present perfect en past continuous toepassen in een Engelse zin.

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple
                                                  Wanneer?
  • Als iets in het verleden gebeurd/afgelopen is
Tip:  Vaak zie je een tijdsbepaling in de zin die het verleden aangeeft, zoals yesterday, in 2010 etc.

- I decided to go to the city centre yesterday.
                                    Hoe vorm je het?
  • reg. ww.: ww+ed/onregelmatige werkwoord: lijst, rij 2

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple:
2. We _______ David in town a few days ago.
A
did see
B
was saw
C
did saw
D
saw

Slide 4 - Quizvraag

Past Simple:
3. It was cold, so I _____________ the window.
A
close
B
was close
C
am closing
D
closed

Slide 5 - Quizvraag

Past Simple:
4. I ___________ to the cinema three times last week.
A
was go
B
went
C
did go
D
goed

Slide 6 - Quizvraag

Past Simple:
5. The police ___________ me on my way home last night.
A
was stop
B
stops
C
stopping
D
stopped

Slide 7 - Quizvraag

Present perfect
Wanneer?
  • iets in het verleden begonnen en nu nog bezig /nu nog resultaat merkt
  • iets in het verleden gebeurd maar geen bepaling van verleden tijd
  • praten over ervaringen
Hoe?
  • have / has + voltooid deelwoord
  • voltooid deelwoord regelmatige werkwoorden: ww+ed
  • Voltooid deelwoord onregelmatige werkwoord: lijst, rij 3

Slide 8 - Tekstslide

Present perfect
1e ww is een vorm van have/has

Have > I, you, we, you, they- Has > he, she, it
Let op de verklikwoorden die aangeven dat een zin in de present perfect moet staan!
ever / never / already / yet / just/ before / recently / lately/since

Slide 9 - Tekstslide

Present Perfect:
1. I _____________ my homework yet.
A
have finish
B
has finished
C
did finished
D
haven't finished

Slide 10 - Quizvraag

Present Perfect:
2. My father is on the way. He ____________ home yet.
A
haven't arrived
B
hasn't arrived
C
didn't arrived
D
arrived

Slide 11 - Quizvraag

Present Perfect:
3. John ________ his homework.
A
start
B
started
C
has started
D
have started

Slide 12 - Quizvraag

Present Perfect:
4. During the two years David ____________ ten different jobs.
A
has has
B
has had
C
have had
D
have has

Slide 13 - Quizvraag

Present Perfect:
5. I __________ a teacher since 2009.
A
was
B
have be
C
have been
D
had be

Slide 14 - Quizvraag

Past Simple:

Wanneer? 
  • Iets in het verleden, nu afgelopen. 
  • Vaak tijdsbepaling

Hoe? 
  • Regelmatige werkwoorden: ww+ed
  • Onregelmatige werkwoorden: lijst, rij 2

Present Perfect:
Wanneer?
  • iets in het verleden begonnen en nu nog bezig is 
  • iets in het verleden gebeurd maar geen bepaling verleden tijd
  • praten over ervaringen
  • iets in het verleden gebeurt en nu nog resultaat merkt
Hoe?
  • have / has + voltooid deelwoord 
  • voltooid deelwoord regelmatige werkwoorden: ww+ed 
  • Voltooid deelwoord onregelmatige werkwoord: lijst, rij 3

Slide 15 - Tekstslide

Niet zeker welke?
1: is het op dit moment nog aan de gang?
Ja: present perfect. Nee: ga naar vraag 2
2: Staat er een bepaling van verleden tijd in de zin?
Ja: past simple. Nee: present perfect.

Slide 16 - Tekstslide

Past Simple or Present perfect:
1. We ________ this TV set since 1968, and it still works!
A
owned
B
have owned
C
has owned

Slide 17 - Quizvraag

Past Simple or Present perfect:
2. Junko ________ bacon in her life! She's a true vegetarian.
A
never ate
B
has never ate
C
has never eaten

Slide 18 - Quizvraag

Past Simple or Present perfect:
3. I ________ these boots to go hiking yesterday.
A
wore
B
has never worn
C
have never worn

Slide 19 - Quizvraag

Past Simple or Present perfect:
4. Peter ____ (play) football yesterday.

Slide 20 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
5. They ____ (wash) the car. It looks new again.

Slide 21 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
6. Last year we ____ (go) to Italy.

Slide 22 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
7. I'm sorry, but I ____ (forget) my homework.

Slide 23 - Open vraag

Past continuous

Verleden tijd in duurvorm
Gebruik je om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.


We were telling each other jokes.
You were texting him all day.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe vorm je Past cont.?
- 2 werkwoorden .



1e ww is was/were
was > I, he, she, it.
were > you, we, you, they.
Het 2e ww is het hele werkwoord + ing

text > texting.
  • You were texting him all day.
Het 1e ww is were.
Het 2e ww is texting.




Slide 25 - Tekstslide

Past simple & past continuous

Je gebruikt beide tijden ook samen in één zin om aan te geven dat iets plotseling gebeurde toen iets anders al aan de gang was in het verleden.


I was taking a shower when the phone rang.

They were talking when I walked into the room.

Slide 26 - Tekstslide

Past simple & past continous

I was taking a shower when the phone rang.

They were talking when I walked into the room.


Past simple > voor de plotselinge gebeurtenis in de vt.
Past continuous > voor de lange gebeurtenis in de vt.

Slide 27 - Tekstslide

Past simple or past continous
When the postman...(arrive), my father...(have) a shower.
A
was arriving/has
B
arrives/was having
C
arrived/had
D
arrived/was having

Slide 28 - Quizvraag

Past simple or past continous
The students...(talk) when the teacher...(arrive)
A
were talking/arrived
B
talking/was arriving
C
talking/arrives
D
was talking/arrived

Slide 29 - Quizvraag

Past simple or past continous
Kayla...(do) the dishes when her mother...(come) home.
A
did/comes
B
were doing/came
C
was doing/comes
D
was doing/came

Slide 30 - Quizvraag

Past simple or past continous
They...(watch) a soccer game when they...(hear) a big bang
A
were watching/hear
B
were watching/heard
C
were watching/heart
D
were watching/ were hearing

Slide 31 - Quizvraag

Wat moet je kunnen op de toets?


In een opdracht moet je deze drie tijden in een Engelse zin toepassen met behulp van een werkwoord tussen haakjes.


We _____(see) that new show yesterday. Then we went to bed.

We saw that new show yesterday.

Slide 32 - Tekstslide

Wat ging goed met het oefenen?

Slide 33 - Open vraag

Wat kan ik extra oefenen?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link