Kolom 1: opsomming
Kolom 2: tegenstelling
Kolom 3: voorbeeld (toelichting)
Zet de volgende signaalwoorden in de juiste kolom: ter illustratie, ook(nog), bovendien, neem nou, dots, aan de ene kant... aan de andere kant, en, om te beginnen, denk aan, echter, tegenover, zo, zoals, tevens, daarnaast, maar, bijvoorbeeld, dubbele punt.