Herhalingsles Bloem PTA 2

Herhalingsles Bloem PTA 2
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalingsles Bloem PTA 2

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Bespreken vragen boek
- Test je kennis
- Praktijkopdracht

Slide 2 - Tekstslide

Waarom moet promotie passen bij de doelgroep van de winkel?
-
Anders zien de klanten het niet.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van promotiemateriaal?
-
Een nieuwsbrief, een folder

Slide 4 - Tekstslide

De kosten voor materiaal zijn 0.95, 0.50, 0,25 en 0,25. De kosten voor arbeid zijn 1,50. Wat is de kostprijs?
A
1,95 euro

Slide 5 - Quizvraag

waar bestaat een opslagpercentage uit?
-
Vaste kosten en winst

Slide 6 - Tekstslide

Welk BTW-tarief hoort bij de producten?
-
Bos tulpen en hondenmand: 9% , volkorenbrood en laptop: 21%

Slide 7 - Tekstslide

Waar bestaat de verkoopprijs uit?
-
Kostprijs, opslagpercentage, btw

Slide 8 - Tekstslide

Een hondenmand van 54,60 is beschadigd. Daarom krijgt de klant 25% korting, hoeveel is het.
-
-

40,95

Slide 9 - Tekstslide

Welke van de volgende kosten zijn directe kosten?
-
De kosten voor de inkoop van grondstoffen

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de variabele kosten in de maand januari?

-
59.000 euro

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de verkoopprijs zonder btw van elke bloempot?
-
15,00 euro

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Kostprijs 1
- verkoopkostprijs 2.25, 1.35, 1.35, 1.50,
- arbeid 4.50
- Prijs excl. btw 10.95
- Prijs incl. btw 11.94

Slide 14 - Tekstslide

Kostprijs 2
- verkoopprijs; 1.80, 1.50, 1.20, 0.25
- arbeid; 3.00
- verkoopprijs excl. btw 7.75
- verkoopprijs incl. btw 8.45

Slide 15 - Tekstslide

Kostprijs 3
- inkoopprijs; 1.00, 0.45, 0.45, 1.00
- arbeid; 3.00
- kostprijs; 5.90
- opslagpercentage; 10.33
- verkoopprijs incl btw: 11.25

Slide 16 - Tekstslide

Kostprijs 4
- inkoopprijs; 0.80, 0.90, 1.00, 0.15
- arbeid; 3.60
- kostprijs; 6.45
- opslagpercentage; 11.29
- verkoop incl. btw; 12.31

Slide 17 - Tekstslide

Korting berekenen
-104,85/100*20-104,85= 83.88
-33,95/100*50-33,95=16.98
-24,50/100*15-24,50=20.83
-2,95/100*5-2,95=2.80
- 548,15/100*25-548,15=137.04

Slide 18 - Tekstslide




BTW berekenen

-konijn 9% = 14.66
- konijnenhok 21%= 124,99
- konijnenvoer 9%= 2.34
- zaagsel 9%= 3,37



kostprijs incl btw

-konijn 9% = 16.47
- konijnenhok 21%= 111.37
- konijnenvoer 9%= 2.71
- zaagsel 9%= 3.21

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor offerte?
-
Prijsopgave

Slide 20 - Tekstslide

welke gegevens heb je wel nodig om een offerte te maken?
-
De gegevens van de klant

Slide 21 - Tekstslide

Deze factuur moet worden voldaan binnen 14 dagen. deze zin is een voorbeeld van:
-

Leveringsvoorwaarden

Slide 22 - Tekstslide

Een verkoopgesprek bestaat uit verschillende onderdelen. waar hoort advies geven bij?

-

Koopwens onderzoeken

Slide 23 - Tekstslide

Je ziet dat een klant zoekende is, wat doe je?
-
de klant begroeten en een openingszin zeggen

Slide 24 - Tekstslide

hoe onderzoek je de koopwens van de klant?
-
door vragen te stellen en goed te luisteren naar de klant

Slide 25 - Tekstslide

Wat is service verlenen?
gratis iets extra doen voor de klant na de aankoop van een product

Slide 26 - Tekstslide

Wat doet een goede verkoopmedewerker?
-
Met een prettige houding producten verkopen

Slide 27 - Tekstslide

Welk deel hoort bij het onderzoeken van de koopwens?
-
Advies geven

Slide 28 - Tekstslide

hoe kun je zien dat hij zich op een juiste manier presenteert aan de klant?
-

Hij draait zijn hele lichaam naar de klant

Slide 29 - Tekstslide

Wat betekent zelfverzekerd zijn?
vertrouwen hebben in eigen kunnen

Slide 30 - Tekstslide

hoe kan tim aan de lichaamstaal van bram zien dat hij geinteresseerd is?
Bram knikt en glimlacht als het verhaal spannend wordt

Slide 31 - Tekstslide

hoe kun je aan de lichaamstaal zien dat een klant geinteresseerd is?
-

De klant buigt zich naar de verkoper toe

Slide 32 - Tekstslide

hoe help je een haastige klant?
- je helpt de klant rustig, vriendelijk en snel.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een positief effect van tevreden klanten?
-
Dat klanten ervaringen via sociale media delen

Slide 34 - Tekstslide

Wat is een voordeel van het werken met scanners?
-
Dan kun je als kassamedewerker sneller werken en fouten voorkomen

Slide 35 - Tekstslide

waarom wil een winkel graag dat klanten digitaal betalen?


Dan hoeft de kassa geen geld terug te geven en ontstaat er geen kasverschil

Slide 36 - Tekstslide

Hoe rond je het af?
- 2.40, 3.20 en 4.10

Slide 37 - Tekstslide

Moetje een waardebon in de kassalade doen?

ja, anders ontstaat er een kasverschil aan het einde vd dag

Slide 38 - Tekstslide

Noem 2 verschillende technieken om een boeket te maken.


korenschoof, parallel

Slide 39 - Tekstslide

wat is het verschil als je naar de stelen kijkt

korenschoof kruislings, parallel naast elkaar

Slide 40 - Tekstslide

wanneer gaat water rotten
als er bladeren in terecht komen

Slide 41 - Tekstslide

wat doet bloemenvoeding
Water blijft langer schoon en geeft voeding aan de bloem

Slide 42 - Tekstslide

eerst water of eerst voeding
eerst water anders gaat het schuimen en wordt het niet gelijkmatig verdeeld.

Slide 43 - Tekstslide

test je kennis

Slide 44 - Tekstslide

Als je promotiemateriaal maakt behoort dit tot 1 van de p's van de marketing mix, welke p?
A
promotie
B
prijs
C
product
D
plaats

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Tekstslide

In de winkel is een aanbieding, 8 halen 6 betalen. hoeveel procent korting krijg ik dan?
A
30
B
50
C
75
D
25

Slide 47 - Quizvraag

Je gaat naar een kledingwinkel, hier koop je een broek. Bij de kassa zie je riemen liggen, je neemt die mee. welke vorm van kopen is dit?
A
impuls aankoop
B
bij verkoop
C
hoofdverkoop
D
extra verkoop

Slide 48 - Quizvraag

Je hebt twee verschillende gebonden boeketten, welke zijn dit.
A
Korenschoof, handgebonden
B
Handgebonden, parallel
C
parallel, korenschoof
D
Korenschoof, gedraaid

Slide 49 - Quizvraag

Aan welke eis moet een boeket voldoen
A
Hij moet recht zijn
B
er moet hoogte verschil in zitten
C
hij moet stevig gebonden zijn
D
Hij moet rond zijn

Slide 50 - Quizvraag