Les 2 Vermogen en energie

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

1.1 Elektrische energie vervoeren
Als er elektrische energie door een kabel stroomt, dan wordt een deel van de energie omgezet in warmte. 
Dit noemen we energieverlies
  • Hoe hoger de spanning des te kleiner het energieverlies.

Slide 2 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Elektrisch vermogen
  • vermogen = hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.
  • Een wasmachine verbruikt tussen de 2500 en de 3000 W

Slide 3 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Elektrisch vermogen
  • Het vermogen (P) is afhankelijk van twee factoren.
    1 = spanning (U) (in Volt)
    2 = stroomsterkte (I) (in Ampere)
  • Berekenen vermogen: P = U x I
  • Het vermogen wordt gemeten in W (watt) of in J/s (joule per seconde)

Slide 4 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Tijdens het starten van een auto levert de accu van 12 V een stroom van 50 A.
Bereken het vermogen.
  • P = U x I = 12 x 50 = 600 W

Slide 5 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Energieverbruik
  • Het energieverbruik (E) is afhankelijk van twee factoren:
     1 = vermogen (P) (in watt of Joule per seconde)
     2 = tijd (t) (in seconde)
  • Berekenen energieverbruik:
      E = P x t
  • Het energieverbruik wordt gemeten in J (Joule)

Slide 6 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een automobilist heeft zijn lampen aangelaten. Hun gezamenlijk vermogen is 50 W.
Het blijkt dat na 3 uur de lampen duidelijk zwakker gaan branden.
Bereken het energieverbruik.
  • t = 3 h = 10.800 s
  • E = P x t = 50 x 10.800 
  •     = 540.000 J

Slide 7 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een automobilist heeft zijn lampen aangelaten. Hun gezamenlijk vermogen is 50 W.
Het blijkt dat na 3 uur de lampen duidelijk zwakker gaan branden.
Bereken het energieverbruik.
  • P = 50 W = 0,050 kW
  • E = P x t = 0,050 x 3 = 0,15 kWh

Slide 8 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Energieverbruik
  • De Joule is de officiele eenheid voor energie, maar op de energienota en op de energiemeter staat wat anders, namelijk kWh (kilowattuur)
  • Berekenen energieverbruik in kWh:
      E = P x t
      P = kW (kilowatt) en t = h (uren)
  • 1 kWh = 3.600.000 J (= 3,6 MJ)

Slide 9 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een stofzuiger heeft een vermogen van 1500 watt en wordt gemiddeld 2 uur per week gebruikt. 1 kWh kost 13 eurocent.
Bereken de kosten (in euro) voor het verbruik van de stofzuiger.
  • E = P x t = 1,5 x 2 = 3 kWh
  • kosten = 3 x €0,13 = €0,39

Slide 10 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een snelle waterkoker doet 2,5 min over het koken van 1 L water. Een snelle waterkoker heeft een vermogen van 3000 W.
Bereken het energieverbruik in Joule en in kilowattuur.

Slide 11 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een snelle waterkoker doet 2,5 min over het koken van 1 L water. Een snelle waterkoker heeft een vermogen van 3000 W.
Bereken het energieverbruik in Joule en in kilowattuur.

  • Joule: E = P x t = 3000 x 2,5 x 60 = 450.000 J
  • kWh: E = P x t = 3 x 2,5 : 60 = 0,125 kWh

Slide 12 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Maken 1.2 Vermogen en energie opdracht 1 t/m 9

Slide 13 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
EXTRA VOORBEELDEN

Slide 14 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een elektrische grasmaaier wordt aangesloten op een spanning van 230 V. De stroomsterkte door de motor is 4 A. 
Bereken het vermogen van de motor.
  • P = U x I = 230 x 4= 960 W

Slide 15 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een elektrische kachel heeft een vermogen van 2000 W en staat 4 uur aan.
Bereken het energieverbruik in Joule.
  • t = 4 h = 14.400 s
  • E = P x t = 2000 x 14.400 
  •     = 28.800.000 J

Slide 16 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een elektromotor in een elektrische fiets heeft een vermogen van 250 watt. Patrick fietst iedere dag 50 min om op school te komen.1 kWh kost 50 eurocent.
Bereken de kosten (in euro) voor het verbruik van de elektrische fiets.
  • E = P x t = 0,25  x0,833 (50/60) = 0,21 kWh
  • kosten = 0,21 x €0,50 = €0,1

Slide 17 - Tekstslide

1.2 Vermogen en energie
Een kruimeldief heeft een vermogen van 100 watt en kan maximaal 9 minuten gebruikt worden.
Bereken het energieverbruik in Joule en in kilowattuur.

  • Joule: E = P x t = 100 x 9 x 60 = 54.000 J
  • kWh: E = P x t = 0,1 x 9 : 60 = 0,015 kWh
  • Of 54.000 : 3.600.000 = 0,015 kWh
  • Of 0,015 x 3.600.000 = 54.000 J

Slide 18 - Tekstslide