Unité 5: het werkwoord vouloir
Vouloir = willen
je veux = ik wil
tu veux = jij wilt
il/elle/on veut = hij/zij/men wil
nous voulons = wij willen
vous voulez = jullie willen, u wilt
ils/elles veulent = zij willen
Let op: om iets beleefd te vragen gebruik je
je voudrais = ik wil graag