15.2 Populaties

H15.2 Populaties

Voorkennisvragen:
1. Noem een voorbeeld van een anorganische en een organische stof
2. Wat is de taak van de reducenten in de voedselkringloop?
3. Waardoor gaat energie verloren in de energiestroom van ecosystemen?
4. Noem een voorbeeld van een biotische factor in een ecosysteem
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H15.2 Populaties

Voorkennisvragen:
1. Noem een voorbeeld van een anorganische en een organische stof
2. Wat is de taak van de reducenten in de voedselkringloop?
3. Waardoor gaat energie verloren in de energiestroom van ecosystemen?
4. Noem een voorbeeld van een biotische factor in een ecosysteem

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Video

Inhoud hoofdstuk
15.1 Energiestromen
15.2 Populaties
15.3 Warmte, water en exoten
15.4 Biobrandstof en recycling
15.5 De stad als ecosysteem

Veel toepassen van wat we al weten.
Belangrijk: komt veel terug in het examen.

Slide 4 - Tekstslide

Doel 15.2
  • Je leert enkele evenwichtsvoorwaarden voor populatiegroottes
  • Je leert wat de kenmerken van een gradiëntecosysteem zijn
  • Je leert de eilandtheorie en zijn toepassing
  • Je leert welke effecten invloed hebben op de genetische diversiteit van een populatie

Slide 5 - Tekstslide

Lezen blz. 241 - 242
Tekstbegripsvragen:
1. Welke vier variabelen bepalen de populatiegrootte?
2. Wat is een habitat?
3. Wat is een ecologische niche?
4. Op welke plekken vind je de grootste biodiversiteit?
5. Welke factoren zijn van belang bij het bepalen van de biodiversiteit op een eiland? 
6. Hoe noemen we het als de allelfrequentie van een populatie plotseling door toeval drastisch veranderd? 
7. Hoe noemen we het als een klein groepje uit een populatie emigreert en vervolgens een nieuwe populatie vormt. Waarom zijn deze nieuwe populaties extra kwetsbaar?
timer
8:00

Slide 6 - Tekstslide

Populatiedynamiek

Slide 7 - Tekstslide

Habitat en niche
Habitat:
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren.

Niche:
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de habitat beïnvloedt.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Beschrijf de habitat van de eekhoorn zo goed mogelijk

Slide 10 - Open vraag

Beschrijf de niche van de eekhoorn zo goed mogelijk

Slide 11 - Open vraag

Ecosysteem/ habitat/ niche
Een ecosysteem bevat verschillende habitats.
En verschillende niches binnen de habitats.
Soorten kunnen naast elkaar leven binnen habitats, hun onderlinge relatie blijkt uit hun niches. 
Bij overlapping in niche is er concurrentie.

Slide 12 - Tekstslide

Ecosysteem/ habitat/ niche
Soort A en B leven deels in
hetzelfde habitat.
Dit betekent nog niet dat ze 
directe invloed op elkaar 
hebben.

Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 13 - Tekstslide

Ecosysteem/ habitat/ niche
De niche in het overlappende 
deel van de habitat bepaalt
of de soorten elkaar kunnen
beïnvloeden.

Overlapt de niche dan is sprake
van concurrentie.



Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 14 - Tekstslide

Gradiënt ecosysteem

Voordeel: veel habitats en dus veel niches: 
grote biodiversiteit

Slide 15 - Tekstslide

Gradiënt ecosysteem (Utrecht)

Slide 16 - Tekstslide

Eilandtheorie
Beschrijft de biodiversiteit in relatie tot de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem) en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).

BINAS 93C


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
Klein eiland: veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
Groot eiland: minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.

Groene lijnen in de grafiek.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
Dichtbij: veel migratie 
Ver weg: weinig migratie 
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare niches.

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Eilandtheorie
Dynamisch evenwicht: het punt waarop de immigratie gelijk is aan de snelheid van uitsterven.
De biodiversiteit blijft gelijk.
Er verdwijnen wel soorten en die worden vervangen door nieuwe.

Slide 23 - Tekstslide

Bij kolonisatie van 2 even grote eilanden, leeft het grootste aantal soorten op het eiland
A
dichtbij het vaste land
B
ver van het vaste land

Slide 24 - Quizvraag

Populaties en genetische diversiteit
Twee evolutionaire mechanismen kunnen de genetische diversiteit van een populatie doen dalen/ veranderen:
  • Founder effect
  • Flessenhals effect



Slide 25 - Tekstslide

Flessenhals effect
Door een catastrofe wordt een deel van de populatie gedood. De genetische variatie na de catastrofe is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Founder effect
Een kleine groep uit een populatie emigreert en sticht een nieuwe populatie.
De genetische variatie van de nieuwe populatie is kleiner dan die van de oorspronkelijke populaitie.
Gebaseerd op toeval.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Verschil met natuurlijke 

Slide 33 - Tekstslide

Verschil met natuurlijke selectie
Belangrijk verschil tussen wijzigingen in genetische variatie in een populatie door natuurlijke selectie en foundereffect/ flessenhals effect:
Natuurlijke selectie is niet gebaseerd op toeval maar op verschil in fitness. Founder effect/ flessenhals effect zijn gebaseerd op toeval (genetic drift).

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Doel 15.2
  • Je hebt enkele evenwichtsvoorwaarden voor populatiegroottes geleerd
  • Je hebt geleerd wat de kenmerken van een gradiëntecosysteem zijn
  • Je hebt de eilandtheorie en zijn toepassing geleerd
  • Je hebt geleerd welke effecten invloed hebben op de genetische diversiteit van een populatie

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen 15.2
gradiëntecosysteem, eilandtheorie, foutnder effect, flessenhalseffect, genetic drift

Slide 38 - Tekstslide

Lezen blz. 241 - 242
Tekstbegripsvragen:
1. Welke vier variabelen bepalen de populatiegrootte?
2. Wat is een habitat?
3. Wat is een ecologische niche?
4. Op welke plekken vind je de grootste biodiversiteit?
5. Welke factoren zijn van belang bij het bepalen van de biodiversiteit op een eiland? 
6. 
timer
8:00

Slide 39 - Tekstslide