Dag 8

• NT2
• Basisschool
• Groep 1

Thema 3  - wonen - dag 8

de stad

• Een grote plaats waar veel mensen wonen.
• De stad - De steden
• Bijvoorbeeld: Den Helder, Amsterdam of Maastricht.
• Zin: Morgen ga ik met vriendinnen naar de stad.

51

het station

• plaats waar bussen/treinen/metro's staan 
• aankomen/vertrekken
• meervoud: de stations
• zin: Ik ga naar het station. 
• zin: De bus vertrekt om 9.30 uur vanaf het station. 

52

de stoel

• één persoon kan erop zitten
• = een meubel
• meervoud: de stoelen 
• zin: De leerlingen zitten in de klas op stoelen.
• zin: De docent zit op een draaistoel.

53

de tafel

• een blad en (vier) poten
• = een meubel
• Je kunt eraan eten, werken, spelen
• meervoud: de tafels
• zin: Ik eet graag aan tafel.
• zin: De tafel in mijn woonkamer is gemaakt van hout.

54

de tuin

• stuk grond bij een huis
• met planten, bloemen, bomen
• meervoud: de tuinen
• zin: De tuin bij mijn huis is klein.
• zin: Ik werk graag in de tuin, mijn tuin is heel mooi. 

55

de vakantie

• als je niet naar school moet/niet moet werken
• vakantie= vrij hebben
  
• meervoud: vakanties
• zin: Het is bijna vakantie, ik heb één week vrij!
• zin: In de vakantie ga ik soms naar het buitenland. 

56

van

• bezit
• hoort bij iets/iemand
• zin: Van wie is deze jas?
• zin: Deze telefoon is van mij! 

57

A - Amsterdam is een .......
B - In mijn klas heb ik een eigen ......
C - Ik heb een winkel in mijn ........
C - Ik heb in mijn kamer nog veel ......

Dag 7

49 

1. A - Stad B - Plek C - Ruimte D - Plek
2. A - Buurt B - Plek C - Buurt D - Ruimte
3. A - Stad B - Ruimte C - Buurt D - Ruimte
4. A - Stad B - Plek C - Buurt D - Ruimte

A - We gaan naar de bushalte voor de bus.
B - De trein vertrekt vanaf het station.
C - Ik wil voor mijn vliegtuig naar het vliegveld.
D - Mijn boot vaart vanuit de haven.

Dag 7

50

1. A - Goed B - fout C - fout D - Goed
2. A - Goed B - Goed C - fout D - Goed
3. A - Goed B - Goed C - Goed D - Goed
4. A - fout B - Goed C - Goed D - Goed

Maak een zin met:
tafel / stoel

Dag 7

51-52

A - het station
B - de tafel
C - de steol
D - de tuin

Dag 7

50-51-52-53

1. A - fout B - Goed C - Goed D - Goed
2. A - Goed B - Goed C - fout D - Goed
3. A - Goed B - Goed C - Goed D - fout
4. A - Goed B - fout C - Goed D - Goed

Dag 7

54

Wat ga je doen in de vakantie?

Maak een zin met het woord:
'van'

Dag 7

55