Taak 5 Het weer en het klimaat

Het weer en het klimaat
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het weer en het klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Je moet gaan zoeken in de atlas naar een kaart over het weer in Europa. Waar ga je zoeken?
A
Namenregister
B
Zaakregister
C
Landenregister
D
Bladwijzers

Slide 2 - Quizvraag

Waar staat de kaart in de atlas? Geef de bladzijde en de letter achter de bladzijde.

Slide 3 - Open vraag

Kijk in de atlas.
Wat betekent dit symbool?
A
Bliksem
B
Onweer
C
Regen
D
Mist

Slide 4 - Quizvraag

Klimaat
Het weer in Nederland is heel anders dan in Marokko.  Daar schijnt de zon vaker en valt er minder neerslag.
Als je kijkt naar het gemiddelde weer dan praat je over klimaat.
Klimaat gaat over een lange tijd en een groot gebied.

Slide 5 - Tekstslide

Het weer verandert elke dag.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Het klimaat verandert elke dag.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Nederland heeft een koel klimaat.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Vandaag is het klimaat zonnig.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Marokko
Nederland
Wat hoort bij welk land?
Hoge temperatuur
Minder zonneschijn
Meer wind
Minder neerslag

Slide 10 - Sleepvraag

Verschillende klimaten

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Je gaat een filmpje bekijken. Eerst krijg je een blaadje van de juf. Luister goed tijdens het filmpje en vul het schema zo goed mogelijk in.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Het klimaat wordt beïnvloed door
  • De afstand tot de evenaar (hoe dichterbij, hoe warmer)
  • De afstand tot de Noord- of Zuidpool (hoe dichterbij, hoe kouder)
  • De hoogte van het gebied (hoe hoger, hoe kouder)
  • De afstand tot de zee (hoe dichterbij, hoe meer regen)

Slide 15 - Tekstslide


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 16 - Quizvraag


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droog klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 17 - Quizvraag


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 18 - Quizvraag


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Landklimaat

Slide 19 - Quizvraag

Klimaatgrafiek
Het klimaat kun je goed laten zien in een grafiek. Je ziet hier aan de rode lijn wat de temperatuur was. Aan de staafjes kun je zien hoeveel het geregend heeft.

Slide 20 - Tekstslide

Kijk op het blaadje dat je van de juf hebt gekregen. Wat was de temperatuur in maart?

Slide 21 - Open vraag

Kijk nog eens op het blaadje dat je van de juf hebt gekregen. Hoeveel mm neerslag viel er?

Slide 22 - Open vraag

Gebruik de atlas.
Ga naar bladzijde 114 in de atlas. Hier zie je klimaatgrafieken van verschillende plaatsen. De volgende vragen gaan over die grafieken.

Slide 23 - Tekstslide

In welke stad regent het het meeste?
A
Paramaribo
B
Cherrapunji
C
Chennai
D
Khartoum

Slide 24 - Quizvraag

Waar wordt het in de winter bijna -20 graden?
A
Amsterdam
B
Khartoum
C
Irkutsk
D
Paramaribo

Slide 25 - Quizvraag

Waar is het nooit kouder dan 20 graden?
A
Athene
B
Irkutsk
C
Wellington
D
Chennai

Slide 26 - Quizvraag

En waar regent het het minste?
A
Santiago
B
Athene
C
Khartoum
D
Cherrapunji

Slide 27 - Quizvraag

Klimaatgrafiek afmaken
Je gaat nu zelf een klimaatgrafiek afmaken. Gebruik het blaadje dat je hebt gekregen.

Slide 28 - Tekstslide

Voor de volgende vragen ga je kijken naar bron 33 (blz. 35) en bron 35 (blz. 36) in je boek.

Slide 29 - Tekstslide

Waar regent het het meest?
A
Bron 33
B
Bron 35

Slide 30 - Quizvraag

Waar is het het warmst?
A
Bron 33
B
Bron 35

Slide 31 - Quizvraag

Welk klimaat past het best bij Nederland?
A
Bron 33
B
Bron 35

Slide 32 - Quizvraag

Welk klimaat ligt het dichtst bij de evenaar?
A
Bron 33
B
Bron 35

Slide 33 - Quizvraag

Welk klimaat ligt het dichtst bij de zee?
A
Bron 33
B
Bron 35

Slide 34 - Quizvraag

Een zeeklimaat is in de zomer niet zo warm en in de winter niet zo koud. Hoe is dat in een woestijnklimaat? Vertel hoe de winter en zomer zijn en of er veel of weinig neerslag is.

Slide 35 - Open vraag

Ons eiland heeft een zeeklimaat. Maar wat is nu de beste plek om een bestaan op te bouwen? Een plek met een zeeklimaat of een plek met een woestijnklimaat? Leg je antwoord uit.

Slide 36 - Open vraag

Wat moet je kennen en kunnen?
  •  Je kunt het verschil tussen weer en klimaat uitleggen.
  • je kunt vertellen welke factoren het klimaat bepalen.
  • Je kunt de verschillende klimaatzones aanwijzen op een kaart.
  • Je kunt aanwijzen waar de Noord- en Zuidpool en de evenaar zijn.
  • Je kunt een lijngrafiek en een staafdiagram lezen en tekenen.

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen
  • Evenaar: denkbeeldige cirkel om het midden van de aarde.
  • Grafiek: Tekening waarin je in een keer de betekenis van veel getallen kunt zien.
  • Klimaat: het gemiddelde weer van een groot gebied gemeten over dertig jaar.
  • Weer: De toestand van de lucht(temperatuur, neerslag, zonneschijn en wind) op een bepaald moment op een bepaalde plaats.

Slide 38 - Tekstslide