Thema 6 Herhaling 2H

Thema 6 Ecologie en duurzaamheid
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Ecologie en duurzaamheid

Slide 1 - Tekstslide

Invloed milieu op organisme
Biotische factoren: invloed afkomstig uit de levende natuur
Abiotische factoren: invloed afkomstig uit de levenloze natuur

Slide 2 - Tekstslide

De hoeveelheid bomen waar een vogel in kan schuilen zijn een
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 3 - Quizvraag

Ecologie
Individu 
Populatie 
Levensgemeenschap/  biotoop
Ecosysteem
Biosfeer

Slide 4 - Tekstslide

Voedselketen/ voedselweb
Binnen een ecosysteem is er nooit maar 1 voedselketen, alle voedselketens samen vormen een voedselweb/ voedselnet)

Slide 5 - Tekstslide

Biomassa

Biomassa: drooggewicht
= de hoeveelheid vaste/ energierijke stoffen (alles behalve water) in een organisme/ ecosysteem

Slide 6 - Tekstslide

Piramide van biomassa

Slide 7 - Tekstslide

Piramide van biomassa
Is een piramide van aantallen altijd een piramidevorm?
Ja!



Omdat er altijd biomassa verloren gaat van de ene schakel naar de volgende schakel van de voedselketen.

Slide 8 - Tekstslide

Accumulatie

De organismen hoger in de voedselketen gaan dood aan gifstoffen die veel eerder in de keten zijn opgenomen.

Slide 9 - Tekstslide

Rollen in een voedselketen
Producenten:
Planten (en algen) staan altijd onderaan een voedselketen.
Zij zijn in staat tot fotosynthese:
water + koolstofdioxide + zonlicht -> glucose + zuurstof

Slide 10 - Tekstslide

Producenten
Glucose + mineralen (uit de bodem) = allerlei andere bouwstoffen voor de plant 

Slide 11 - Tekstslide

Consumenten
Consumenten eten planten en/ of dieren.
Ze gebruiken de stoffen waaruit de planten/ dieren zijn opgebouwd om te verbranden (energie) of om te groeien (bouwstoffen).

Slide 12 - Tekstslide

Consumenten
Je kunt de consumenten op volgorde in de voedselketen nummeren.
Eerste orde, tweede orde, enz.

Slide 13 - Tekstslide

Een consument van de eerste orde is een planteneter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Afvaleters
Dode planten en dieren worden gegeten door afvaleters (pissebedden, regenwormen, enz).
Dit zijn ook consumenten.


Slide 15 - Tekstslide

Reducenten
De laatste schakel wordt gevormd door de reducenten: de schimmels en bacteriën die het dode materiaal helemaal omzetten naar mineralen, water en koolstofdioxide.


Slide 16 - Tekstslide

Reducenten
Stoffen die niet door reducenten kunnen worden afgebroken zijn niet-biologisch afbreekbaar.

Stoffen die direct afkomstig zijn van organismen zijn biologisch afbreekbaar.


Slide 17 - Tekstslide

Een wollen trui is
A
biologisch afbreekbaar
B
niet-biologisch afbreekbaar

Slide 18 - Quizvraag

Kringloop
De producenten, consumenten, afvaleters en reducenten vormen een kringloop


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Koolstofkringloop

Slide 21 - Tekstslide

Bij welk proces komt CO2 weer in de lucht?

Slide 22 - Open vraag

Plastic Soup
Te veel plastic afval.

Vergaat niet en komt voor een groot gedeelte in zee terecht.

Grote plastic eilanden en in het water.

Slide 23 - Tekstslide

Populatie
Populatie = een groep organismen van dezelfde soort binnen één gebied (ecosysteem).

Populatiegrootte = het aantal individuen in een populatie

Slide 24 - Tekstslide

Hoe groot is een populatie?
Optimale omstandigheden: abiotische en biotische factoren zijn zo gunstig mogelijk: de populatie kan zo groot mogelijk worden.


Slide 25 - Tekstslide

Biologisch evenwicht

Slide 26 - Tekstslide

Relaties binnen een soort
Concurrentie (ruimte/ eten/ partner) -> 
* territorium
* rangorde

Partnervorming is voor altijd of voor 1 keer.





Slide 27 - Tekstslide

Relaties tussen soorten
Symbiose:
samenlevingsvorm tussen soorten (anders dan voedselrelatie).


Slide 28 - Tekstslide

Symbiose: Mutualisme
ik: 



taxichauffeur:

Slide 29 - Tekstslide

Symbiose: Commensalisme
ik: 



chauffeur:

Slide 30 - Tekstslide

Symbiose: Parasitisme
ik: parasiet



eigenaar: gastheer

Slide 31 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van
A
Symbiose
B
Mutualisme
C
Commensalisme
D
Parasitisme

Slide 32 - Quizvraag

Waarom is het milieu zo belangrijk?
Omdat we dingen uit het milieu halen als grondstoffen, voedsel, energiebron enz. 
Kortom: zonder het milieu kunnen wij niet leven.

Slide 33 - Tekstslide

Impact op biodiversiteit
Biodiversiteit: het totaal aan verschillende soorten in een gebied (planten, dieren, bacteriën, schimmels).

Slide 34 - Tekstslide

Natuurbeheer
15% van het grondoppervlak van Nederland valt onder natuur (grotendeels bos).
Hier wordt de natuur actief beschermd door het verbinden van de gebieden, herintroductie van soorten, opruimen van verontreiniging, afschot van dieren.

Slide 35 - Tekstslide

Welke invloed hebben wij?
  1. We maken dingen op uit het milieu: uitputting
  2. We stoppen schadelijke spullen in het milieu: vervuiling

Dit leidt tot aantasting van het milieu: milieuproblemen,

Deze problemen merken we zelf maar ook de natuur om ons heen.

Slide 36 - Tekstslide

Bevolkingsgroei 
* Voedsel
* Grondstoffen
* Andere leefwijze:
  • meer transport
  • meer electriciteit
  • meer gifstoffen

Slide 37 - Tekstslide

Bodemvervuiling
Door landbouw:
* bemesting, nodig door uitputting van de bodem
* chemische gewasbeschermingsmiddelen
Door industrie:
* gifstoffen lozen


Slide 38 - Tekstslide

Watervervuiling
Door landbouw:
* bemesting, nodig door uitputting van de bodem
* chemische gewasbeschermingsmiddelen
Door industrie:
* gifstoffen lozen
Door scheepvaart:
* lozen en ongelukken

Slide 39 - Tekstslide

Luchtvervuiling
Door transport:
Uitlaatgassen
Door kachels:
Fijnstof
Door veeteelt:
fijnstof en stikstof

Slide 40 - Tekstslide

Brandstoffen
.

We gebruiken brandstoffen voor het aandrijven van machines en voertuigen.


We gebruiken brandstoffen voor het opwekken van electriciteit

Slide 41 - Tekstslide

Fossiele brandstoffen
Zonlicht + Koolstofdioxide (CO2)
-> fotosynthese in planten
-> glucose + zuurstof (O2)
-> andere energierijke stoffen in planten en dieren

Dode planten en dieren -> fossiele brandstoffen

Bij de verbranding van deze brandstoffen komt CO2 vrij (en het kost O2)

Slide 42 - Tekstslide

Natuurlijk broeikaseffect
Broeikasgassen:
CO2
Waterdamp
Ozon 
Methaan 

Slide 43 - Tekstslide

Versterkt broeikaseffect
Fossiele brandstoffen =>
Extra broeikasgassen (CO2) =>
versterkt broeikaseffect =>
Opwarming van de aarde =>
Klimaatverandering

Slide 44 - Tekstslide

Noem een negatief gevolg van de klimaatverandering (dus niet het stijgen van de temperatuur)

Slide 45 - Open vraag

Gevolgen
Voedselketens kunnen in gevaar komen.
Schadelijke organismen kunnen meer gaan voorkomen (blauwalg - teken)
Minder landbouwgrond -> voedselschaarste

Slide 46 - Tekstslide

Jouw invloed op het milieu
Ecologische voetafdruk:
het land- en wateroppervlak dat nodig is voor jouw consumptie en jouw afval.

Hoe meer je consumeert, hoe hoger die voetafdruk. 

Slide 47 - Tekstslide

Duurzaamheid
Duurzaamheid betekent:
• niet meer stoffen uit het milieu halen dan het milieu kan aanvullen
• niet meer stoffen toevoegen aan het milieu dan het milieu kan verwerken

Slide 48 - Tekstslide

Duurzame energie
Biomassa
Windenergie
Zonne-energie


Slide 49 - Tekstslide

Duurzame grondstoffen
Hergebruik en recycling 
Minder consumeren




Slide 50 - Tekstslide

Duurzame landbouw
Stadslandbouw
Verticale landbouw
Precisielandbouw
Kringlooplandbouw
Biologische landbouw


                    


Slide 51 - Tekstslide

Voorbereiden toets
Maak de Test jezelf!
Maak de oefentoets van de methode.
Oefen met de flitskaarten.


                    


Slide 52 - Tekstslide