Grammatica Blok 1 (deel 2)

Werkwoorden
Werkwoordspelling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • kun je uitleggen wat een werkwoord is;
  • kun je alle werkwoorden vinden in een zin;
  • kun je goede zinnen schrijven waarin je de werkwoorden op de goede manier gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoord of niet?
Ga staan als je denkt dat het een werkwoord is en zitten als je denkt dat het geen werkwoord is.

Slide 3 - Tekstslide

meteen
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 4 - Tekstslide

lamp
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 5 - Tekstslide

bowlen
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 6 - Tekstslide

verdienen
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 7 - Tekstslide

hemd
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 8 - Tekstslide

strijken
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 9 - Tekstslide

wasbak
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 10 - Tekstslide

aanrecht
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 11 - Tekstslide

koken
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 12 - Tekstslide

magnetron
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 13 - Tekstslide

rusten
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 14 - Tekstslide

kraan
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 15 - Tekstslide

een
Staan bij een werkwoord 
Geen werkwoord -> zitten

Slide 16 - Tekstslide

De persoonsvorm vind je door:
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik ben op kamp geweest.

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De pizzeria was niet dichtbij.

Slide 17 - Tekstslide

de persoonsvorm vind je door:
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Hij mag geen bier drinken voor schooltijd.   PV=   

  • De zin in een andere tijd te zetten.  = tijdproef! 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongen valt van zijn fiets.  PV= 

Slide 18 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm in deze zin:

De Tower of London is bijna duizend jaar oud.

Slide 19 - Open vraag

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Ben jij er ooit geweest?

Slide 20 - Open vraag

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Sommige gevangen werden gedood.

Slide 21 - Open vraag

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Toeristen smullen van de griezelige verhalen

Slide 22 - Open vraag

Neem van de volgende zin de werkwoorden over.

Het heeft de hele dag geregend.

Slide 23 - Open vraag

Noteer het werkwoord nogmaals en zet erachter:
persoonsvorm, hele werkwoord, voltooid deelwoord

Het heeft de hele dag geregend.

Slide 24 - Open vraag

Neem van de volgende zin de werkwoorden over.

Mocht jouw broer niet op het feest komen?

Slide 25 - Open vraag

Noteer het werkwoord nogmaals en zet erachter:
persoonsvorm, hele werkwoord, voltooid deelwoord

Mocht jouw broer niet op het feest komen?

Slide 26 - Open vraag

Maken
  • kun je uitleggen wat een werkwoord is;
  • kun je alle werkwoorden vinden in een zin;
  • kun je goede zinnen schrijven waarin je de werkwoorden op de goede manier gebruikt.

Grammatica Blok 1
niet:
16.2-5
19
21.2-6

Slide 27 - Tekstslide